De inval van Amalek
1 Samuël 30
Toen David en zijn mannen terugkwamen in Ziklag
Toen David en zijn mannen terugkwamen in Ziklag, de stad die zij van koning Akis als woonplaats gekregen hadden, overviel hen een grote schok. Al van verre zagen zij dat de stad volledig in rook opging. Alles was in puin. Van hun vrouwen en kinderen was niemand te bekennen. Ook hun vee, schapen, runderen, ezels en kamelen was verdwenen. Alles wat zij met moeite hadden buitgemaakt, was verloren. Hoe moesten zij nu verder leven?
Het werd al snel duidelijk wie de daders waren: de Amalekieten. Elk van Davids mannen treurde om zijn vrouw en kinderen. Hun verdriet sloeg om in woede, en er klonken stemmen om David te stenigen. Hoe zij tot dat besluit kwamen, is niet duidelijk. Was hij niet degene die hen jarenlang had beschermd tegen hun vijanden?
Als er iemand schuld droeg, dan was het eerder koning Saul. Hij had van God de opdracht gekregen om de Amalekieten volledig uit te roeien, maar had die opdracht slechts half uitgevoerd. Er waren blijkbaar genoeg Amalekieten overgebleven om een leger te vormen dat Ziklag in de as kon leggen.
Toch was er één lichtpuntje: er werden nergens doden gevonden. Alles wees erop dat de vrouwen en kinderen levend waren weggevoerd.
Wat zegt de efod?
David werd door zijn eigen mannen bedreigd. In deze benarde situatie zocht hij de Heer. Zijn geloof werd opnieuw versterkt. Hij liet de priester Abjatar komen met de efod en raadpleegde God via de Urim en de Tummim. Zijn vraag was: “Zal ik de Amalekieten achtervolgen? Zal ik hen inhalen?” Gods antwoord was helder: “Ja, ga achter hen aan, je zult iedereen bevrijden.”
David vertrok onmiddellijk met zijn zeshonderd man. Bij de beek Besor moest hij tweehonderd uitgeputte soldaten achterlaten. Niet veel later troffen zij een uitgehongerde Egyptische slaaf aan, die ziek en verlaten was door zijn meester. Drie dagen had hij niets gegeten of gedronken. Pas na verzorging kon hij vertellen waar het kamp van de Amalekieten was. Hij beloofde hen erheen te leiden, mits zij hem zijn leven zouden sparen.
Toen David en zijn mannen het kamp bereikten, troffen zij de vijand feestvierend aan. Binnen één dag maakte David korte metten met hen. Op vierhonderd ruiters na, die wisten te ontkomen, werden allen gedood. Alles wat was buitgemaakt – vrouwen, kinderen, vee en bezittingen – werd teruggehaald. Zelfs de Amalekitische buit werd toegevoegd aan hun rijkdom. David was rijker dan ooit tevoren, en zijn naam werd gevreesd in heel Israël.
Toen zij terugkeerden naar de mannen bij de beek, wilden sommigen hen uitsluiten van de buit. “Geef hen hun vrouwen en kinderen terug, maar niets van de buit,” zeiden zij. Maar David sprak hen streng toe: “Zij die bij de spullen bleven, ontvangen net zoveel als zij die meevochten.” Zo stelde hij een wet in die tot op de dag van vandaag geldt in Israël.
David hield niet alles voor zichzelf. Hij stuurde geschenken naar de leiders van Juda, vooral naar die gebieden waar hij jarenlang had rondgetrokken. Daarmee begon hij de basis te leggen voor zijn komende koningschap. Vooral in Hebron groeide zijn populariteit.
De efod of de profeten?
David zocht eerst God in gebed en raadpleegde daarna de priester. Via de efod en de Urim en de Tummim ontving hij een duidelijke boodschap uit de hemel. Maar waarom sprak God niet direct tot hem, bijvoorbeeld via een visioen of droom? David was immers een gezalfde en een profeet. Wellicht was het juist nodig dat het volk zag dat de leiding van David van God kwam. Zij moesten immers hun leven aan hem toevertrouwen in de strijd.
Na de Babylonische ballingschap horen we niets meer van de efod, de Urim of de Tummim. God sprak toen alleen nog door enkele profeten. Daarna werd het stil, vierhonderd jaar lang geen directe openbaring, tot de komst van Johannes de Doper. Het volk moest het doen met de heilige Schriften: de boeken van Mozes, de psalmen, de profeten en de historische boeken zoals Rechters, Samuël en Koningen.
Bij wie kunnen wij terecht met onze vragen?
Sinds het boek Openbaring is de Bijbelcanon afgesloten. Maar betekent dat dat wij in de eindtijd, juist wanneer het het moeilijkst wordt, zonder profetisch licht moeten leven?
We worden opgeroepen om onze lampen brandend te houden. Het Woord van God is het licht, de olie is de Heilige Geest. Toch blijft de vraag: is er geen profeet voor onze tijd?
Zoals David zijn vrouwen, kinderen en schatten uit de hand van de vijand moest bevrijden, zo worden ook wij geroepen onze afgevallen broeders en zusters terug te brengen. Ook de kennis van het Woord die ons ontnomen is, moet heroverd worden. Doe de wapenrusting aan en strijd.
Piet Westein
P.S.
Het kan toch niet zo zijn dat God Zijn kinderen in de tijd vlak vóór de wederkomst geen profeet geeft bij wie zij terecht kunnen? Johannes de Doper was de Elia voor zijn tijd. Dan moet er ook een profetische Elia zijn voor deze tijd.