Wat is het wonder?
Jezus vertelt de gelijkenis van twee mensen die beiden een huis bouwden. Misschien kent u de gelijkenis wel. De één bouwt op zand, en als de regenstromen en de stormen komen, stort het in. De ander bouwt op de Rots, en het huis staat rotsvast, ondanks het natuurgeweld.
De uitleg is ook voor iedereen duidelijk. Bouw je geloof op de Messias (Hij is de Rots) en niet op het drijfzand van deze wereld.
Een gelovige uit de heidenen
Ik wil graag proberen om het stukje dat in Lucas 7:1-10 direct op deze gelijkenis volgt, te koppelen met het bouwproject van deze twee bouwers.
Het volgende stuk heeft als opschrift: De hoofdman van Kapèrnaüm. In die tien verzen komen wij veel bijzondere dingen tegen.
Er staat: Nadat Hij al Zijn woorden ten aanhoren van het volk voleindigd had, ging Hij naar Kapèrnaüm.
Dat “al die woorden” slaat op de zaligsprekingen en de gelijkenissen van hoofdstuk 6.
Direct als Hij de stad binnenkomt, en de hoofdman hoort van Zijn aanwezigheid, zendt hij een delegatie van belangrijke mensen (oudsten der Joden) naar Jezus. Eerst wordt ons duidelijk gemaakt dat de hoofdman een slaaf heeft, waar hij zeer op gesteld is. En het probleem is dat deze slaaf dodelijk ziek is.
Hier hebben wij een rijke man die slaven houdt. Maar hij is zeker geen slavendrijver, hij doet er alles aan om deze slaaf weer gezond te krijgen. Hij voldoet daarmee aan de wet der liefde uit het vorige hoofdstuk. Deze man is geen Jood, hij is waarschijnlijk een proseliet, een bekeerling tot het Jodendom.
Naar Jezus
In plaats van zelf naar Jezus te gaan, stuurt hij mannen waarvan hij denkt dat zij meer acceptabel zijn in de ogen van de grote Genezer dan hijzelf. Hun oproep aan de Heiland is: Doe dit alstublieft voor hem, want hij is het waard. Hij heeft zelfs onze synagoge voor ons gebouwd.
Op het moment dat de hoofdman hoort dat Jezus op weg gaat naar zijn huis, stuurt hij een andere bode, met de boodschap: Heer, doe geen moeite, want ik ben niet waard dat Gij onder mijn dak komt.
Wie is het waard?
Hier zien wij een grote tegenstelling tussen de gelovigen van huis uit, in dit geval de Joden, en de bekeerde zondaar uit de heidenen. Volgens de oudsten van de stad, de leiders van de geloofsgemeenschap, ligt de waarde van deze hoofdman in het feit dat hij goede daden deed. De hoofdman daarentegen (gedreven door de Heilige Geest) ziet zijn totale zondigheid en onwaardigheid.
De hoofdman wist dat een Jood nooit het huis van een niet-Jood zou betreden; dit zou hem onrein maken.
Jezus, die de motivatie van deze man kende, ziet dat hij het waard is omdat hij Jezus ziet als de Schepper God. Dit blijkt uit de volgende uitdrukking van de hoofdman. Die luidt: Ik ben een ondergeschikte, met soldaten onder mij. Ik zeg tot de één: “Kom,” en hij komt, tot de ander: “Ga,” en hij gaat. En tot mijn slaaf zeg ik: “Doe dit,” en hij doet het.
Hier zien wij dat de hoofdman gelooft in de macht van het woord dat Jezus zal spreken. Hij die zei: Er zij licht, zag ook dat het licht werd. Als Jezus zegt: Word genezen, dan wordt de zieke genezen.
De conclusie mag dan zijn dat de waarde van de hoofdman niet lag in het bouwen van de synagoge, noch in een andere goede daad, maar in zijn rotsvaste geloof in de reddende liefde van de Zoon van God.
P.S. Laten wij ons geloof ook op die Rots bouwen, en niet op het zand van onze goede werken.
Piet Westein