Tussen Pasen en Pinksteren

Tussen Pasen en Pinksteren

Als de paasdagen voorbij zijn, wachten wij gewoonlijk op Hemelvaart en daarna op Pinksteren. De tijd tussen Pasen en Pinksteren is een soort niemandsland, waar we weinig over spreken of horen. Maar is dat terecht? Wat gebeurt er in die tijd in Israël na de dood en opstanding van Jezus?

Volgens Handelingen hoofdstuk 1 is Hij veertig dagen lang aan hen verschenen. Hij sprak met Zijn apostelen en onderrichtte hen. Hij beloofde hen dat zij met de Heilige Geest zouden worden gedoopt. Die doop met de Heilige Geest (vers 5) is een onderdompeling in de Geest van God, een vervuld worden met Zijn kracht. Dat gebeurde niet zomaar; zij werden daarop voorbereid.

Jezus had hen drieënhalf jaar opgeleid in het verstaan van de Schriften, en toch hadden zij niet begrepen dat Hij moest lijden en sterven. Het was in de tijd ná Zijn opstanding en vóór Zijn hemelvaart dat Hij hun uiteindelijk kon uitleggen wie Hij werkelijk was en wat de bedoeling van Zijn komst inhield.

Die doop waar Hij hen op voorbereidde, was volgens Jezus een andere dan die van Johannes. Johannes doopte met water, als beeld van de afwassing van zonden. Hun doop daarentegen zou meer lijken op Zijn eigen doop. Toen Jezus werd gedoopt, vond onmiddellijk de uitstorting van de Geest van God plaats in de gedaante van een duif.

En zij hoefden niet te wachten tot de Pinksterdag. In Johannes 20:22 staat dat, toen Jezus op de eerste dag van de week (de opstandingsdag) aan hen verscheen en hen voor het eerst weer als groep zag, Hij op hen blies en zei: “Ontvang de Heilige Geest.” Tegelijkertijd gaf Hij hun de macht om zonden van andere mensen te vergeven. Je zou kunnen zeggen dat Pasen en Pinksteren hier op één dag vielen.

Beelden in het Oude Testament

Vinden we in het Oude Testament ook voorbeelden van deze periode? Als we beginnen met de uittocht uit Egypte, een symbool van het uitgaan uit deze zondige wereld,  dan zien we daar direct het Lam dat geslacht werd om de zondaars te beschermen tegen de gevolgen van de zonde. Iedereen die een lam slachtte en het bloed aan de deurpost streek, leefde. Wie dat niet deed, stierf.

Als het volk van God eenmaal uitgetrokken is uit Egypte, het land van zonde en verdrukking, worden zij achtervolgd door de Egyptenaren, die hen willen doden zoals alle eerstgeborenen in Egypte gestorven waren. Maar het is de Engel van God die plaatsneemt tussen Zijn volk en de zondige wereld. De wereld van de Egyptenaren wordt verduisterd, maar bij het volk Israël is er licht. In dat licht worden zij gedoopt in de doortocht door de Schelfzee.

Wanneer zij verder trekken, is de wolkkolom altijd boven hen,  een beeld van de Geest van God. Het volk van Israël ontvangt dus direct na de uittocht de Geest van God, die hen leidt. Bij de Sinaï ontvangen zij zowel de wet van God als de volle uitstorting van Zijn Geest.

Zo was het ook met de discipelen. Als Jezus is opgestaan, ontvangen zij op diezelfde dag de Geest, wanneer Hij op hen blaast (denk ook aan de schepping, waar Adam de Geest werd ingeblazen). Op de Pinksterdag worden zij vervolgens ondergedompeld in de Geest en ontvangen zij ook de uiterlijke tekenen van de Geest die al in hen woonde.

Een tijd van voorbereiding en Woordontvangst

De tijd tussen Pasen en Pinksteren is dus een tijd van voorbereiding en van het ontvangen van het Woord. Als we de betekenis van Pasen niet werkelijk kennen en begrijpen, kunnen we ook niet door de Geest het Woord brengen.

Wanneer Petrus zijn toespraak houdt op de Pinksterdag, doet hij dat omdat hij eerst drieënhalf jaar én veertig dagen heeft geluisterd naar de Meester. Hij bracht het Woord omdat hij met het Woord was geweest en nu door de Geest werd gedreven.

Zo is het ook met ons. Als wij willen getuigen van het Woord, moeten wij het Woord leren kennen. Wij kunnen alleen van het Woord getuigen als het Woord in ons woont en wij in het Woord leven.

 

Piet Westein