26. TWP - Elisa zet aan tot hoogverraad (2 Koningen 9:1-15)

26. TWP - Elisa zet aan tot hoogverraad (2 Koningen 9:1-15)

26. Twee wonderprofeten - Elisa zet aan tot hoogverraad (2 Koningen 9:1-15)

In 2 Koningen 9:1-15 vinden we een opmerkelijk verhaal. De profeet Elisa roept een jonge profeet bij zich en geeft hem de opdracht om Jehu, de generaal van Israël, tot koning te zalven. Hij stuurt hem met een kruik olie naar de stad Ramoth in de provincie Gilead, om daar Jehu te zoeken en hem in de naam van God tot koning over Israël te zalven. Dat terwijl Achab nog koning is over Israël.

Bij aankomst is Jehu omringd door andere bevelhebbers. De jonge profeet vraagt beleefd of hij Jehu even apart mag spreken, omdat hij een boodschap voor hem heeft. Wanneer zij alleen zijn, giet hij de olie over Jehu’s hoofd en spreekt een profetie uit die tevens een opdracht van God is. Hij zegt: “Zo spreekt de HEERE, de God van Israël: Jij moet het huis van koning Achab uitroeien, zodat het bloed van alle profeten, die door Izebel zijn gedood, gewroken wordt.” Hij vervolgt: “Het hele huis van Achab zal worden uitgeroeid. Ik, zegt de HEERE, zal met het huis van Achab hetzelfde doen als met het huis van Jerobeam, de zoon van Nebat, en met het huis van Baësa, de zoon van Ahia. Izebel zullen de honden verslinden op de akker in Jizreël, niemand zal haar begraven.”

Nadat hij dit gezegd heeft, opent de jonge profeet de deur en vlucht terug naar Elisa. Als Jehu weer naar buiten komt, vragen de andere bevelhebbers: “Gaat alles goed? Waarom kwam die waanzinnige hier?” Jehu antwoordt: “Och, je kent de man en zijn gepraat.” De mannen roepen in koor: “Leugens! Vertel wat hij zei.” Dan zegt Jehu: “Dit heeft hij gezegd: Zo spreekt de HEERE: Ik zalf u tot koning over Israël.” Wanneer zij dat horen, leggen ze hun mantels onder zijn voeten, blazen op de trompetten en roepen: “Leve koning Jehu!”

Zo begon de opstand van Jehu tegen koning Joram, de zoon van Achab. Koning Joram had Ramoth in Gilead veroverd op Hazaël, de koning van Aram. Tijdens die strijd raakte hij gewond en keerde terug naar Jizreël om te herstellen van zijn verwondingen. Jehu zei tegen zijn medesoldaten: “Als jullie mij werkelijk als koning willen, laat dan niemand hier ontsnappen om het nieuws aan de koning in Jizreël te vertellen.”

 

De profetie van Elia vervuld
2 Koningen 9:16-29

In het vervolg rijdt Jehu met zijn strijdwagen naar Jizreël en doodt zowel koning Joram van Israël als koning Ahazia van Juda.

Wanneer de wachters op de toren paarden en wagens zien naderen, stuurt koning Joram twee ruiters uit om te vragen of Jehu in vrede komt. In beide gevallen zegt Jehu dat zij zich bij hem moeten aansluiten, wat ze ook doen. Uiteindelijk besluiten Joram en Ahazia Jehu zelf tegemoet te gaan. Zij ontmoeten elkaar op de akker die vroeger van Naboth was.

Joram vraagt: “Kom je met vrede?” Maar Jehu antwoordt: “Wat vrede? Zolang de hoererij van uw moeder Izebel en haar toverijen voortduren?” Op dat moment roept Joram tegen Ahazia: “Verraad!” Ze keren hun wagens om en proberen te vluchten. Maar Jehu grijpt zijn boog en schiet een pijl tussen Jorams schouderbladen, dwars door zijn hart. Jehu herinnert zich de profetie van Elia, waarin werd aangekondigd dat het bloed van Naboth gewroken zou worden op deze akker.

 

De dood van een heks

Na de dood van koning Joram rijdt Jehu verder naar Jizreël. Izebel hoort van zijn komst, maakt zich op, siert haar hoofd (waarschijnlijk met haar kroon) en kijkt uit het raam. Als Jehu de stadspoort binnenkomt, roept zij: “Is het goed met Zimri, die zijn heer vermoordde?” (Zij verwijst hiermee naar een eerdere verraderlijke koning.)

Jehu kijkt omhoog, ziet een paar hovelingen achter haar staan en roept: “Wie is met mij?” Enkele knikken. Hij zegt: “Werp haar naar beneden!” Dat doen ze. Haar bloed spat tegen de muur en Jehu laat haar lichaam vertrappen door de paarden. Daarna gaat hij naar binnen om te eten en te drinken. Later zegt hij: “Ga naar die vervloekte vrouw kijken en begraaf haar, want zij is een koningsdochter.” Maar wanneer ze gaan kijken, vinden ze alleen haar schedel, handpalmen en voeten.

Jehu zegt: “Dit is de vervulling van de profetie van Elia: Op de akker van Jizreël zullen de honden het vlees van Izebel verslinden, en haar lichaam zal als mest op het veld zijn, zodat men niet meer kan zeggen: ‘Dit is Izebel.’”

Zo komt er een einde aan het geslacht van Achab. Al zijn nakomelingen worden door Jehu uitgeroeid, en Izebel sterft zonder dat iemand om haar rouwt.

Hier eindigt ook het verhaal van de twee wonderprofeten, Elia en Elisa, die het tienstammenrijk probeerden terug te brengen tot God, soms met meer, soms met minder succes. Maar zij spraken het woord van God zonder vrees of aarzeling.

 

Vreest God en luister naar Zijn profeten

We hebben geprobeerd het leven van Elia en Elisa tot leven te brengen voor onze tijd, om te zien of hun handelen en hun profetieën ook nu nog spreken. We zien dat de profetie van Elia niet in zijn eigen tijd werd vervuld, maar op Gods bestemde tijd. Sommige profetieën hebben een korte looptijd, andere duren langer. Sommige zijn voorwaardelijk, andere onvoorwaardelijk. Soms wordt de tijd van vervulling genoemd, soms niet. Maar één ding is zeker: als er staat “Zo zegt de HEERE”, dan zal het gebeuren.

 

Izebel in de tijd van het einde

Wat kunnen wij leren van het leven en de dood van Izebel? Jehu noemt haar een hoer en een tovenares, en iemand die de profeten van God doodt. In Openbaring 2 vanaf vers 20, spreekt Jezus tot de gemeente van Thyatira. Hij prijst hun werken, maar waarschuwt dat zij een vrouw, “Izebel”, in hun midden hebben, die afgodendienst onderwijst en bevordert.

Dit is niet de historische Izebel, maar een symbolische figuur: een kerk die ware leer vermengt met afgoderij. In Openbaring 17:5 wordt zij “Babylon” genoemd. De Izebel van onze tijd is een wereld waarin geloof en bijgeloof verstrengeld zijn, waar zedeloosheid regeert. Babylon is de vrouw (de kerk) op het rode beest (de politieke macht), waar afgodische krachten heersen.

De ware kerk van Christus is de vrouw bekleed met de zon (Openbaring 12:1-6). Zij is verborgen, niet aards machtig, maar leeft in waarheid. Zij staat op het Woord van God (de maan onder haar voeten) en draagt een krans van twaalf sterren (de engelen die haar leiden).

Er is nog een groot werk voor ons weggelegd. De satan zal zich met alle macht verzetten, maar hij is al overwonnen. In Christus zijn wij meer dan overwinnaars. Zolang wij binnen de cirkel van Gods geboden blijven, is satan als een brullende leeuw zonder tanden.

We zullen nog kijken naar de dood van de profeet Elisa en het wonder dat dan plaatsvindt. Daarmee ronden we het verhaal van deze twee profeten af.

Piet Westein