Openbaring H5

Openbaring H5

Lees Openbaring H5

Het visioen, dat begint in hoofdstuk vier, gaat verder in dit hoofdstuk. Het gaat nog steeds over God die op Zijn rechterstoel zit. Zijn troon, zoals wij in hoofdstuk vier hebben gezien is de verbondskist of de ark. Nu zien wij dat God in Zijn rechterhand een boekrol heeft. In de meeste vertalingen staat dat hij van binnen en van buiten beschreven is, en verzegeld met zeven zegels. Als wij de komma verplaatsen dan leest het als volgt: En ik zag in de rechterhand van Hem die op de troon zat, een boekrol, beschreven van binnen, en van buiten verzegeld met zeven zegels.

 

Ik denk dat het plaatsen van de komma hier van belang is, omdat de rol in zijn geheel ontoegankelijk was voor iedereen, het is pas als de zegels één voor één verbroken worden dat de tekst toegankelijk wordt. God houdt de boekrol in Zijn réchterhand, een teken van vrede. Nu komt ook het Lam centraal te staan, in Zijn rol van Degene die de zonden van de wereld wegneemt. De inhoud van de boekrol gaat over wat de kerk, in de tijd tussen de opstanding van Jezus, en Zijn wederkomst meemaakt. Het loopt in tijd parallel met de zeven gemeenten.

 

Het probleem voor Johannes is dat als er een sterke engel is die vraagt wie deze boekrol kan openen, er niemand naar voren komt. Er staat dat hij zeer weent. Tot dat er één van de oudsten die op de tronen zitten komt en hem vertelt niet te wenen omdat de leeuw, uit de stam van Juda, de wortel van David, heeft overwonnen, en de zeven zegels kan openen. Wie is die leeuw en die wortel?

Als Johannes toekijkt, ziet hij een Lam, dat eruit ziet alsof het geslacht is. Dit is natuurlijk niemand minder dan Jezus, en dat hij Hem ziet staan als geslacht, is een verwijzing naar Zijn dood en opstanding. Hier is een Lam dat een dodelijke wond heeft ontvangen, en die dodelijke wond is weer genezen.

 

Het lam dat gelijk een leeuw is en de wortel van David wordt genoemd, heeft de dood voor ons overwonnen, en heeft daarom het recht, de zegels van de rol met de profetieën over de toekomst te verbreken. Het gaat hier niet om lichamelijke kracht, maar om morele waarde. Dat Hij hier een leeuw wordt genoemd, is een verwijzing naar de profetie van Genesis 49:8-12, waar Jakob zijn zonen zegent, en Juda een leeuw noemt. Jezus is uit de stam van Juda en daarom is dat beeld op Hem van toepassing. Hoe kan Hij de wortel van David zijn als hij een nakomeling van David is? Hoewel hij naar het vlees een nakomeling van David, is David uit Hem, de Schepper voortgekomen. Jezus is de wortel, waar het heelal uit voortgesproten is. Inclusief David.

Het getal zeven wat hier weer genoemd wordt is een verwijzing naar Zijn volmaaktheid. De horens verwijzen naar Zijn koningschap door het hele Christelijke tijdperk heen. En de zeven ogen wijzen naar de Geest van God die alles ziet en weet. Hij ontvangt de boekrol uit de rechterhand van Hem die op de troon zit. Ook hier weer dat specifiek benoemen van die rechterhand, er is vrede tussen de Vader en de Zoon, en tussen iedereen die in de Zoon gerekend wordt.

 

Op het moment dat Hij de boekrol aanneemt, aanbidt de hele hemel en de aarde Hem omdat Hij dat waard is. Er wordt gezegd dat de vier en twintig oudsten gouden schalen vol reukwerk hebben, en een citer, waar slaat dat op? Het reukwerk werd in de tempel geofferd op het wierookaltaar, door de dienstdoende priester, en stelde de gebeden van de gelovigen voor, zoals vers acht ook duidelijk maakt. De citers begeleiden de gezangen van de gelovigen, als zij God de eer geven voor wat Hij voor hen gedaan heeft.

 

Het nieuwe gezang dat zij aanheffen, bezingt het feit dat zij door God uit alle stam en taal en volk geroepen zijn om een koninkrijk van priesters te zijn voor God. Waar vóór het offer van Christus er slechts één volk was dat geroepen werd, (het volk Israël) om een koninkrijk van priesters te zijn, daar kunnen nú alle volken zich bij God voegen. Bij dit gezang horen wij nu ook de hemelbewoners hun gezang voegen. Iedere tong belijdt dat het Lam het waard is om aanbeden te worden. Iedere stem in de hemel en op de aarde, mens, dier en onbezielde natuur bezingt de grootheid van Hem die op de troon zit, en die van het Lam.

 

Wij hebben twee hoofdstukken lang kunnen genieten van het visioen van het hemels heiligdom, maar dit alles is slechts een voorbereiding voor het openen van de zegels van die boekrol, wat er in staat moet wel aardschokkend belangrijk zijn. Het hele universum kijkt met ingehouden adem toe, wat zal die rol openbaren?

Piet Westein