01. Oordeel en Genade
Laatste daden van Elia
2 Koningen 1:1–18
Met de dood van Achab, de koning die Israël zo diep de afgodendienst in heeft geleid, sluiten wij het eerste boek van de Koningen af. Niet alleen koning Achab verdwijnt uit beeld, maar ook de profeet Elia heeft zijn werk op aarde bijna volbracht. Zijn leerling Elisa zal spoedig zijn plaats innemen.
Maar laten wij eerst kijken naar de laatste daden van deze Elia, voordat hij van het toneel verdwijnt. Na de dood van Achab komen de Moabieten in opstand tegen de overheersing van Israël. De zoon van Achab, Ahazia, wordt koning in zijn plaats. Geestelijk gaat het volk er echter niet op vooruit. De nieuwe koning wandelt in de voetsporen van zijn vader Achab en zijn moeder Izebel. Hij vereert dezelfde afgoden en luistert niet naar de profeten van God.
Hij had een voorbeeld kunnen nemen aan de koningen van Juda, die, hoewel ook niet zonder zonde, toch dichter bij God leefden dan Achab en de zijnen.
Ahazia’s fatale keuze
Koning Ahazia woonde in zijn paleis te Samaria, groot genoeg om meerdere verdiepingen te hebben. Op een kwade dag valt hij door een traliewerk tussen de verdiepingen en raakt daarbij zo ernstig gewond dat men voor zijn leven vreest. Wat doet Ahazia? In plaats van zich tot de HEERE te wenden, stuurt hij een boodschapper naar Baäl-Zebub, de afgod van Ekron, met de vraag of hij zal herstellen van zijn verwondingen.
Het is op dat moment dat God ingrijpt. Hij stuurt Zijn profeet Elia naar deze boodschappers. Elia vraagt hen: “Is er dan geen God in Israël, dat u met deze vraag naar de Baäl gaat?” Hij draagt hen op om aan hun meester, koning Ahazia, te vertellen dat hij niet meer van zijn ziekbed zal opstaan, maar zeker zal sterven.
Tegenwerking van de koning
Hier had het verhaal van Ahazia kunnen eindigen, als hij de uitspraak van God had aanvaard. Maar Ahazia wil dit niet horen. In plaats van berouw toont hij verzet. Hij besluit de profeet van God te laten arresteren. Net als zijn vader wordt hij geleid door dezelfde geest van verzet en vijandschap.
Hij stuurt vijftig soldaten met een officier naar Elia, die zich op een bergtop bevindt, geen plek om lang onopgemerkt te blijven. De officier roept Elia op om naar beneden te komen en met hem mee te gaan naar de koning. Elia antwoordt: “Als ik een man van God ben, laat er dan vuur uit de hemel komen en u en uw mannen verteren.” En zo gebeurt het. Ook een tweede groep van vijftig soldaten wordt op dezelfde wijze verteerd.
Pas bij de derde hoofdman blijkt er iets geleerd. Deze komt met nederigheid en smeekt Elia om het leven van hemzelf en zijn mannen te sparen. Dan spreekt de Geest van God tot Elia en zegt dat hij met deze man mag meegaan naar de koning. Bij aankomst bij Ahazia herhaalt Elia de boodschap van de HEERE: de koning zal sterven.
Een dodelijke val
Wat kunnen wij leren van het leven en de dood van Ahazia?
Wie dit hoofdstuk oppervlakkig leest, zou kunnen denken dat Ahazia stierf vanwege een val. Maar bij nader inzien blijkt dat niet de val zijn dood veroorzaakt, maar zijn weigering om zich tot de HEERE te wenden. Hij vraagt geen genezing aan God, maar stelt zijn vertrouwen in een afgodsbeeld uit Ekron. Daarmee kiest hij voor de dood in plaats van voor het leven.
Ik ben ervan overtuigd dat als Ahazia God om vergeving en genezing had gevraagd, Hij hem niet zou hebben afgewezen. Het was niet te laat geweest. Verlossing lag echter niet bij Baäl-Zebub. Als dit hoofdstuk ons iets duidelijk maakt, dan is het wel dat onze geestelijke val grotere consequenties heeft dan een letterlijke.
Lichamelijke ziekten en ongemakken kunnen zelfs heilzaam zijn als zij ons brengen tot een zoektocht naar God. Juist dan vinden wij bij Hem onze ware genezing en ons heil.
Jezus en de echte val
Toen Jezus op aarde was, zien wij Hem keer op keer zieken genezen. De priesters en Schriftgeleerden ergerden zich daaraan, maar wat hen werkelijk tot moord bracht was dat Hij ook zonden vergaf. Hun bezwaar dat alleen God zonden kan vergeven was juist, maar ze vergaten dat de Messias, de Zoon van God, juist daartoe gekomen was. De wonderen van genezing waren overtuigend bewijs van Zijn goddelijke autoriteit.
Maar Jezus kwam in de eerste plaats niet om lichamelijke ziekten te genezen. Hij kwam om een andere, veel dodelijkere val te herstellen: de val van onze eerste ouders in de hof van Eden. Die val had gevolgen voor alle mensen en bracht de dood in de wereld. Die val maakte zelfs het lijden en sterven van Jezus noodzakelijk.
Onze hoop ligt bij Hem
Ik hoop dat wij weten waar wij met onze zonden én onze ziekten terecht kunnen. Er is geen aardse dokter die ons het eeuwige leven kan geven. Zelfs ons tijdelijke leven ligt uiteindelijk niet in menselijke handen.
Laten wij met onze lichamelijke én geestelijke nood naar Hem gaan die al onze zonden en ziekten op Zich genomen heeft. Hij is de grote Geneesheer en Hij vraagt er niets voor terug dan geloof en overgave. En dat is werkelijk goed nieuws.
Piet Westein
P.S.
We hebben nu het eerste hoofdstuk van het tweede boek van de Koningen behandeld. Het tweede hoofdstuk beschrijft één van de grootste wonderen van het hele Oude Testament: de hemelvaart van Elia en de overdracht van zijn bediening aan Elisa. Dat zal ons genoeg stof tot nadenken geven…