Geest en Woord - Eenheid in Pinksteren

Geest en Woord - Eenheid in Pinksteren

Geest en Woord - Eenheid in Pinksteren
 

Als wij aan Pinksteren denken, dan denken wij vooral aan de machtige manifestatie van de Geest. Maar het is niet door de vurige tongen noch door het geluid van de wind dat de mensen zich bekeerden. Het is pas wanneer Petrus en de andere discipelen het Woord verkondigen, dat de mensen zich bekeren en zich laten dopen.

De discipelen zijn drieënhalf jaar bij Jezus in de leer geweest voordat zij de uitstorting van de Geest ontvangen. We kunnen dus zeggen dat de Geest niet van Zichzelf spreekt, maar dat het Woord geactiveerd wordt door de Geest.

 

Schepping en Pinksteren

Als wij naar het begin van de Bijbel gaan, zien wij ook daar dat de Geest werkt door het Woord. In Genesis 1 lezen wij dat de Geest van God over de wateren zweeft. De Geest was er al, maar deed nog niets, totdat het Woord klonk. Uit het eerste hoofdstuk van het evangelie van Johannes weten wij dat dat Woord vlees is geworden en onder ons heeft gewoond – het Woord is de geïncarneerde God in Jezus.

God sprak door Zijn Zoon, die het Woord is, en schiep daardoor deze wereld. Als het Woord alles tot stand heeft gebracht en als laatste de mens vormt, zien wij dat Hij, anders dan bij de dieren, Zijn Geest door het Woord in de mens blaast. De mens wordt eerst door het Woord gemaakt, en dan wordt hij door de uitstorting van de Heilige Geest tot leven gewekt.

Die uitstorting op Adam en Eva is zo krachtig dat Hij hen als een kleed bedekt. Het zijn uiterlijke tekenen van een innerlijke werkelijkheid. Zij zijn nog zonder zonde, zij hebben nog geen van Zijn geboden overtreden. God woont nog in Zijn volheid door de Geest in hen. Maar als zij ongehoorzaam worden aan het Woord, verdwijnt die uiterlijke manifestatie van de Geest.

 

Gehoorzaamheid en aanwezigheid van de Geest

Gehoorzaamheid aan het Woord is essentieel om in harmonie met de Geest te leven. Wij kunnen niet de Geest hebben zonder het Woord.

Ook bij de uittocht uit Egypte zien wij die samenwerking van Woord en Geest. Het volk trekt weg in gehoorzaamheid aan het Woord, gegeven aan Mozes. Daarna worden zij overschaduwd door de Geest in de vorm van een wolk: duisternis voor de Egyptenaren, licht voor de Israëlieten. De Geest leidt hen naar de berg Horeb, waar zij het Woord (de wet) zullen ontvangen.

Wanneer zij die wet ontvangen, zijn de manifestaties bijna identiek aan die op de Pinksterdag: vuur, geluid, en God die spreekt in een verstaanbare taal. Het volk antwoordt: “Alles wat de Heer gesproken heeft, zullen wij doen.” Maar als zij later ongehoorzaam worden aan Zijn geboden, zegt God: “Gaan jullie zelf maar verder, Ik zal niet langer met Mijn Geest met jullie meegaan.”

 

Gehoorzaamheid is dus de voorwaarde voor het blijven van de Geest.

Saul, David en het verlies van de Geest

Is de Geest dan altijd blijvend? Of zijn er voorwaarden?

Het antwoord ligt in de geschiedenis van koning Saul en David. Saul wordt door Samuël gezalfd en ontvangt uiterlijke tekenen van de Geest, zelfs profetie. Maar als hij ongehoorzaam is aan Gods opdracht, wordt David tot koning gezalfd. In 1 Samuël 16:13 lezen wij:

“Samuël nam de oliehoorn en zalfde hem (David) temidden van zijn broeders. Van die dag aan greep de Geest van de HEERE David aan.”

En in vers 14:

“Maar van Saul was de Geest van de HEERE geweken, en een boze geest die van de HEERE kwam, joeg hem angst aan.”

Wanneer David op de harp speelt en God looft, vlucht die boze geest. We zien hier: de Geest kan wijken, en het gevolg is dat een andere geest zijn plaats inneemt. Niet zomaar een misstap is het probleem, maar het doelbewust kiezen tegen het Woord in.

 

De ark: Geest boven het Woord

Het mooiste beeld van Geest en Woord samen zien we in de tabernakel. De ark van het verbond bevat de stenen tafelen – het Woord – en daarboven is het verzoendeksel, met de Sjechina, de zichtbare aanwezigheid van de Geest. De Geest rust op het Woord. De wet zonder Geest veroordeelt; de Geest zonder wet heeft niets te zeggen. De Geest overtuigt ons van zonde – dat is het overtreden van de wet – maar Hij doet dat vanaf het verzoendeksel: met genade.

 

De evangeliën en de Geest

De eerste uitstorting van de Geest in het Nieuwe Testament is niet in Handelingen, maar bij de aankondiging aan Maria: “De Heilige Geest zal over u komen...” (Lukas 1:35). In Marcus 1:8 zegt Johannes: “Ik doop u met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest.”

Bij de doop van Jezus daalt de Geest zichtbaar op Hem neer als een duif. In Johannes 20:22 blaast Jezus op de discipelen en zegt: “Ontvang de Heilige Geest.” Dit is op Pasen, niet op Pinksteren.

Op de Pinksterdag wordt datgene bevestigd wat eerder al begonnen was. Het Woord dat in de discipelen leefde, wordt geactiveerd door de Geest. Petrus neemt het woord en getuigt dat Jezus de Messias is, dezelfde Petrus die Hem driemaal had verloochend.

 

En wij dan?

Moeten wij dan het Woord verkondigen zonder de Geest? Nee, dat kan niet. Het Woord en de Geest zijn altijd samen. Iedere oprechte verkondiger doet dat door de kracht van de Geest.

Hoewel wij weinig lezen over de manifestatie van de Geest in de eeuwen na Handelingen, mogen wij geloven dat mannen als Maarten Luther en Johannes Hus bewogen werden door de Geest.

Valse geesten en het onderscheid

Hoe herkennen wij dan de Geest in onze tijd? Er zijn veel uiterlijke tekenen – tongentaal, genezing – maar zijn die ook tekenen van innerlijke bekering?

Zoals Jesaja zegt:

“Tot de wet en tot de getuigenis! Wie niet spreekt naar dit Woord, voor die is er geen dageraad.” (Jesaja 8:20)

De Geest en het Woord vormen een eenheid. Het is onmogelijk dat de één iets anders zegt dan de ander. Vul je daarom eerst met het Woord, zodat de Geest je kan gebruiken. En zelfs als je geen spectaculaire manifestaties meemaakt, wil dat niet zeggen dat je de Geest niet hebt ontvangen.

 

Slotgedachte

De Geest kun je niet vasthouden. Het Woord wel.

Vul jezelf met het Woord, het zal je beschermen tegen misleiding en je voorbereiden op de laatste, grote uitstorting van de Geest, wanneer het onderscheid tussen waarheid en leugen steeds moeilijker wordt.

 

Piet Westein