Engelen en demonen

Engelen en demonen

 

In de Bijbel komen verschillende soorten geestelijke wezens voor. Dit zijn entiteiten die wij onder normale omstandigheden, in onze gevallen staat, niet kunnen waarnemen. Sommige van deze wezens worden bij name genoemd, en in bepaalde gevallen wordt hun functie beschreven.

 

God

We moeten beginnen bij de machtigste van alle geesten: God. "God" is echter niet Zijn naam. Hij heeft juist gezegd dat geen naam Hem volledig kan omvatten of beschrijven. Alles wat bestaat is door Hem voortgebracht en komt uit Hem voort. De benaming Vader is daarom misschien wel de meest geschikte vanuit ons menselijke referentiekader – hopelijk kunnen we daarbij denken aan een liefdevolle aardse vader, zodat we een goed beeld krijgen van Zijn aard.

Het is zinloos te speculeren of God een vorm heeft, want niemand heeft ooit God gezien. Daarom is het ook uitdrukkelijk verboden een afbeelding van Hem te maken.

 

Zijn Zoon

Diezelfde God, die wij niet kunnen zien, heeft gemeenschap gezocht met de mensen die Hij heeft geschapen. Dat deed Hij door Zelf de vorm van een mens aan te nemen. In het Nieuwe Testament verschijnt Hij als Jezus. In de brief aan de Hebreeën wordt Hij “de afstraling van Gods heerlijkheid” genoemd.

Alles wat wij kunnen waarnemen is door Hem geschapen, terwijl Hijzelf ongeboren en ongeschapen is. Wanneer één van Zijn discipelen Hem vraagt: “Heer, toon ons de Vader,” is Zijn antwoord:
“Filippus, ben Ik al zo lang bij jullie, en ken je Mij nog niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.”

 

De Heilige Geest

De Heilige Geest is, net als de Vader en de Zoon, van eeuwigheid tot eeuwigheid. In Lucas 1:35 wordt Hij aangewezen als Degene die Jezus verwekt – natuurlijk niet de eeuwige God, maar de aardse gestalte die de naam Jezus zou dragen.

Deze Geest was vanaf het begin in de mens. Als de Schepper (Jezus) bij de schepping Zijn Geest in de mens blaast, dan kan die mens zonder die Geest van God niet zelfstandig leven. We zouden kunnen zeggen:

De Vader wilde de schepping,

De Zoon maakte de schepping,

De Geest bracht de schepping tot leven.

Dat geldt letterlijk voor het vlees, maar nog veel meer in geestelijke zin.

 

Abáddon – Hij die vernietigt

Onder de geestelijke machten die het universum bewonen, bevindt zich ook de tegenstander van de Schepper, hij die vernietigt. In de volksmond noemen wij hem de duivel of satan (tegenstander). In Openbaring 9:11 wordt hij bij name genoemd: Abáddon (Hebreeuws) of Apollyon (Grieks), beide betekenen: "de vernietiger".

Hier zien we de Schepper en de vernietiger als tegengestelden in een groot kosmisch conflict. Beiden worden in de Bijbel onder meerdere namen aangeduid. Zowel Jezus als satan staan aan het hoofd van een menigte engelen:

satan als vorst van de gevallen engelen (en mensen),

Jezus als Vorst van de getrouwe engelen en mensen.

 

Michaël?

Iedereen kent de vorst van de gevallen engelen bij zijn vele namen. Maar het blijft opvallend stil wanneer we vragen naar de naam van de Vorst van de trouwe engelen.

Ik ga ervan uit dat de engelen bij hun schepping een zekere mate van individualiteit ontvingen. Wij kennen in elk geval Gabriël en Michaël bij name. Het lijkt mij ondenkbaar dat God hen schiep als ‘juichmachines’ die alleen zingen voor Zijn troon. Veeleer denk ik dat zij allen een unieke relatie met hun Schepper hebben, en dat zij Hem bij name kennen – zoals Hij hen bij name kent.

 

Velen geloven, en ik sluit mij daarbij aan, dat Michaël niet slechts een vorst is, maar de Vorst van de engelen. Zijn naam betekent: “Wie is aan God gelijk?” Dat is veelzeggend. Kan ik dit onomstotelijk bewijzen uit de Schrift? Nee. Maar ik denk dat het aannemelijk is.

Voordat God de mens schiep, nam Hij een menselijke vorm aan. Hij zei: “Laat Ons mensen maken naar Ons beeld.” Het is dus niet onlogisch te veronderstellen dat Hij op soortgelijke wijze bij de schepping van de engelen te werk ging, eerst nam Hij een engelvorm aan, en schiep daarna engelen naar dat beeld. Zijn naam onder de engelen zou dan anders zijn (Michaël?) dan Zijn naam (Jezus) onder de mensen.

Toen Adam zijn ogen opende, keek hij in de ogen van Hem die hem geschapen had. Hoe Adam zijn Schepper aansprak weten we niet, maar we weten wel dat hun eerste gesprek ging over voeding (Gen. 1:29) en gehoorzaamheid. God waarschuwde hen niet te eten van de boom van kennis van goed en kwaad, een gesprek van mens tot mens, van aangezicht tot aangezicht.

 

Meerdere keren zien we deze verschijning, deze nog naamloze God, in menselijke vorm in het Oude Testament, zoals in Genesis 18. Daar bezoekt God (Jezus?) met twee engelen Abraham. Ze rusten en eten als gewone mensen. Toch weten zowel Abraham als God met wie zij te maken hebben.

 

Is een engel van de HEER hetzelfde als dé Engel van de HEER?

Wanneer richter Gideon tarwe dorst in een wijnpers, een ongebruikelijke plek, verschijnt een wezen dat met hem in gesprek gaat. Gideon beseft al snel dat dit geen gewoon mens is. Hij vraagt een teken: “Geef mij toch een teken dat Gij het zijt die met mij spreekt.” (Richteren 6:17)

Gideon bereidt een offergave en legt die op een rots. Het wezen raakt met het einde van Zijn staf het offer aan, en vuur komt uit de rots en verteert het. Wie in het hele universum mag dat heilig vuur gebruiken, behalve Hij die zelf het offer is?

 

Er blijven veel vragen open:

Hoe moeten wij de verschijningsvormen van God, Christus, de Heilige Geest of gezonden engelen duiden?

Wie is dé Engel van de HEER?

Hoe verschijnen de gevallen engelen en hun vorst?

Hoe beïnvloeden zij onze wereld?

Wat in elk geval vaststaat, is dat zij ons beter kunnen waarnemen dan wij hen.

 

Piet Westein