En zie, Ik ben met u
De titel maakt deel uit van het grote zendingsbevel dat Jezus aan Zijn discipelen gaf in (Mattheüs 28:20). Daar zei Hij: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, maak alle volken tot Mijn discipelen en doop hen in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, en leer hen onderhouden alles wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u alle dagen, tot aan het einde van de wereld.”
Het merkwaardige aan deze uitspraak is dat Jezus dit zegt op het moment dat Hij op het punt staat om ten hemel op te varen en Zijn discipelen alleen achter te laten. Hoe moeten wij dan verstaan: Ik ben met u? Kan Hij hier op aarde zijn, terwijl Hij tegelijkertijd in de hemel is om voor ons een plaats te bereiden?
Het is misschien goed om eens te onderzoeken wat Jezus precies bedoelde met deze profetische belofte.
De Schepper bij de schepping
Laten we daarom teruggaan naar het begin van de Bijbel, waar de mens voor het eerst kennismaakt met zijn Schepper, Jezus. Direct bij de schepping van de mens is daar Jezus in een voor de mens zichtbare vorm, die hem informeert over de “facts of life”. Jezus Zelf heeft Zijn levensgeest (de Ruach) in de neusgaten van de mens geblazen. Door deze daad werd de mens een levend wezen.
Kunnen wij deze daad vergelijken met het uitstorten van de Heilige Geest? De levensgeest die God in de mens geblazen heeft, doet het gezicht van de mens stralen. Ook bekleedt het de mens met een lichtkleed, een kleed van de heerlijkheid van de God die in hem woont.
Als de mens besluit om naar de slang te luisteren en hem te geloven in plaats van naar de God die hem geschapen heeft, verliest hij dat lichtkleed en ziet hij dat hij naakt is. Als het verlies van het lichtkleed duidt op het verlies van de Heilige Geest die in hem woonde, dan kunnen wij stellen dat de Heilige Geest en de levensgeest twee verschillende zaken zijn.
Hoewel Adam de inwoning van de Heilige Geest (het lichtkleed) verliest, sterft hij (nog) niet. De levensadem zou nog bijna tien eeuwen in hem wonen. We weten dat God (Jezus) hem en zijn zonen regelmatig bezoekt in zichtbare vorm en hen van advies voorziet.
De vraag is: hoe werkte de Geest in hen?
Inwonend of uitwonend?
Zowel toen Adam het lichtkleed nog had als nadat hij het door zijn overtreding verloren had, sprak hij met God (Jezus) van aangezicht tot aangezicht. Kennelijk hebben wij niet de zichtbare inwoning van de Heilige Geest (dat lichtkleed) nodig om te luisteren naar God en naar de adviezen (geboden) die Hij ons geeft.
Toch blijft de vraag: hoe communiceren wij nu, in onze tijd, met die onzichtbare God, nu wij de zichtbare inwoning van Zijn Geest niet meer bezitten? En nu Hij, die ons beloofde altijd bij ons te zijn tot aan het einde van de wereld, voor ons niet meer waarneembaar aanwezig is?
Misschien ligt de oplossing van dit probleem in een andere belofte van Jezus aan Zijn discipelen. Jezus beloofde hen dat Hij een ándere Trooster zou sturen, die hun Zijn wil zou openbaren. Hij zou niet van Zichzelf spreken, maar alles wat Hij van Jezus zou horen, zou Hij spreken.
Als de Heilige Geest een ándere Trooster is, dan moet Jezus Zelf de eerste Trooster zijn. Als wij zeggen dat wij Jezus in ons hart hebben, bedoelen wij dat niet letterlijk. We kunnen de liefde voor Jezus in ons hart (onze geest) hebben, maar het is moeilijk om dat feit aan onze medemens te laten zien. Sterker nog, wijzelf weten dat slechts door het geloof.
We hebben, anders dan Adam, geen lichtkleed waaraan de mensen om ons heen kunnen zien dat wij “in de Heer zijn”. Wat wij wél hebben is de geloofszekerheid dat Jezus Zijn Geest gestuurd heeft om ons te leiden in alle waarheid.
Meer aanwezig dan toen
Hoelang Jezus zich aan Adam en zijn nageslacht is blijven openbaren, weten wij niet. Bij Noach weten we dat Hij opnieuw contact opneemt met de mensheid om hen van een wisse dood te redden. Helaas, tevergeefs.
Daarna verschijnt Jezus opnieuw in menselijke vorm aan de stamvader Abraham, om de vijf steden van de vlakte te redden. Ook hier is het resultaat minder dan men zou mogen verwachten. Zo zijn er nog enkele momenten te noemen waarin God zich in Jezus aan de mens openbaart, totdat Hij zich uiteindelijk uit een vrouw geboren laat worden. Hij wordt voor drieëndertig en een half jaar God met ons.
Als Jezus dertig jaar oud is, kiest Hij als rondtrekkend rabbi twaalf leerlingen die dagelijks met Hem optrekken. Je zou zeggen: dichterbij Hem kun je niet komen. En toch, na 1260 dagen onderwijs van Hem te hebben gehad, kennen zij Hem nog niet echt.
We kunnen van die tijd zeggen dat Hij bij hen was, maar niet ín hen. Pas wanneer Hij hen verlaten heeft, kan Hij Zich door Zijn Geest ín hen manifesteren. In plaats van dat Hij Zich nu aan een enkeling of een kleine groep openbaart, kan Hij dat nu doen aan de vele tienduizenden die in Hem geloven.
De inwoning van de Geest van God in Zijn kinderen geeft hen een nauwere verbinding met God dan Zijn zichtbare verschijning ooit kon doen in de tijd van Zijn aardse Messiasschap.
Wij willen Jezus wel zien
We zullen het echter tot de wederkomst moeten doen met de belofte dat Hij ons niet als wezen zal achterlaten. Hij, de scheppende God, is met ons door Zijn Woord (de Bijbel) en Zijn Geest.
En hoewel dat geen ervaringsfeiten zijn, kunnen wij als gelovigen er de kracht en moed uit putten om te volharden in de zekerheid dat wij eens, wat wij nu geloven, zullen ervaren. Het lichtkleed dat wij in onze eerste vader Adam verloren door de zonde, zullen wij straks bij de wederkomst uit de hand van de tweede Adam (Jezus) in meerdere glorie weer ontvangen.
Piet Westein
P.S.
Jammer dat wij dat lichtkleed nu niet kunnen zien. Al was het maar voor even, even kijken of het past.