Eigendom hebben, of eigendom zijn?

Eigendom hebben, of eigendom zijn?

Ik heb een vriend die bij de Nederlandse overheid werkt, waar hij zich bezig houdt met onteigeningen. Het is vrijwel onmogelijk om je te verweren als er eenmaal een koninklijk besluit genomen is om je land of je huis te onteigenen, ons eigendomsrecht is slechts schijn.

 

In het boek van de koningen van Israël staat al een verhaal van een onteigening, met een dramatische afloop. Koning Achab (betekent, net als vader) heerst op dat moment met harde hand over het tien stammenrijk in het noorden van Israël. Er staat van hem geschreven dat hij meer zonden bedreef dan alle koningen vóór hem. Daarbij had hij een vrouw getrouwd (Izebel) die zeer bedreven was in het dienen van de afgoden. Zij had honderden priesters van Baäl en Astarte in staatsdienst. Baäl was de zonnegod en Astarte de maangodin. Zijzelf was de dochter van de koning van Sidon, Ed-baäl. Zij en haar afgodspriesters zorgden er voor dat heel het volk zondigde door de Baäl te dienen in plaats van de Schepper God.

 

God liet zijn volk echter niet alleen, hij bleef hen achtervolgen met het aanbod van vergeving als zij zich bekeerden. Hij gebruikte daarvoor Zijn profeten, en in het bijzonder de profeet Elia (in het hebreeuws, Eliahu, dat betekent de Heer die is God).

 

Onteigenen

In deze context begint ons verhaal. Er wordt een inwoner van Israël ten tonele gevoerd met de naam Naboth (spruit). Hij heeft het ongeluk dat hij net naast het paleis van de koning een wijngaard heeft. De koning ziet dat zijn buurman een mooie wijngaard bezit en hij wil die persé voor zichzelf hebben, (gij zult niet begeren). Hij doet zijn buurman een aanbod, hij wil hem ruilen voor een betere, of hij wil hem voor geld kopen, dat lijkt allemaal heel redelijk. Maar Naboth gaat niet op het aanbod in, hij kán dat ook niet doen, want in Israël kon met het familiebezit niet verkopen, men had deze grond te leen van God. Men kon grond voor maximaal negen en veertig jaar verhuren, dan met het jubeljaar moest het terug gegeven worden aan de oorspronkelijke eigenaar, zodat het binnen de stam en de familie bleef.

 

Izebel

Daar waar koning Achab boos en verdrietig wordt en zich in zijn huis terug trekt, daar onderneemt koningin Izebel actie. Zij schrijft een brief in de naam van de koning aan de machthebbers van de plaats waar Naboth woont. De opdracht is om Naboth te stenigen, de aanklacht luidt dat hij de koning en God heeft verlaten. De opdracht wordt uitgevoerd, Naboth wordt om het leven gebracht nadat hij vals beschuldigd is door twee getuigen.

 

Elia

Terwijl koning Achab naar zijn nieuwe aanwinst gaat kijken en hem in bezit wil nemen, krijgt de profeet Elia de opdracht van God om naar die wijngaard te gaan om de koning te confronteren met zijn daden, en een profetie over hem en zijn nageslacht uit te spreken. Achab krijgt van de profeet te horen dat hij een moordenaar is en dat hij en zijn nakomelingen hiervoor zullen boeten met hun leven, ook Izebel zal een gewelddadige dood sterven. Zodra Achab dit hoort kleedt hij zich in zak en as, hij erkent zijn zonde en bekeert zich (tijdelijk), en het onheil dat hem en de zijnen te wachten staat wordt naar de toekomst verschoven.

 

Een boodschap voor onze tijd?

Wat kunnen of moeten wij hier van leren, is hier ook een boodschap voor onze tijd? Wij hebben hier te maken met twee koninkrijken, het twee stammenrijk ook wel Juda genoemd, en het tien stammenrijk Israël. In Juda lag de tempel van God met al zijn voorgeschreven erediensten. In het tienstammenrijk had men aanvankelijk twee gouden kalveren gemaakt als centrum van hun godsdienst, met de koning als hogepriester. Hier was zowel de politieke als de religieuze macht in één hand. In Juda was er een strikte scheiding van de machten, de koning kwam altijd uit de stam Juda, en de (hoge) priester uit de stam van Levi. Politiek en religie waren daarom strikt gescheiden, noch de koning noch de priester had daardoor de absolute macht over het volk.

 

Naboth

De naam van Naboth vertelt ons al dat er achter deze geschiedenis meer schuil gaat dan dat wij eerst zien, zijn naam betekent spruit, dezelfde naam die Jesaja gebruikt in zijn profetie over de komende Messias. Hij wordt veroordeeld door twee valse getuigen, ook Jezus wordt door twee valse getuigen veroordeeld. De dood die Jezus volgens de wet had moeten sterven, was de dood door steniging, net als Naboth. Daar de Joden in die tijd de doodstraf niet uit mochten voeren, werd Hij door de romeinen aan een kruis gehangen, zodat de profetie vervuld werd dat Zijn handen en voeten doorboord zouden worden. Zowel Jezus als Naboth sterven buiten de stad. De moordenaar van Naboth (de koning) had net als de verrader van Jezus wroeging over zijn daad zonder permanente bekering, beiden dachten gelukkiger te worden van hun misdaad, beiden werden ongelukkig.

 

Dit moet voor ons een waarschuwing zijn, wij denken vaak dat wij een kortere weg naar het geluk weten buiten de wet van God om en wij maken daar steeds weer dezelfde fout mee. Bij ons zijn het dan misschien niet moord en doodslag, maar ook onze kleine zonden hebben een weerslag op ons gevoel van welbehagen.

 

Wijngaard of moestuin?

Als Achab zijn buurman om de wijngaard vraagt, dan zegt hij dat hij er een moestuin van wil maken. Op het eerste gezicht niets verkeerd mee zou je zeggen, totdat je het beziet in het licht van de zondeval. In Genesis één wordt de mens een dieet gegeven van het zaad dragend gewas, dat zijn vruchten, noten en zaden. In Genesis drie, als de mens in zonde gevallen is krijgen zij net als de dieren het gewas van het veld toegevoegd aan hun dieet. De koning wil van deze wijngaard (wijn staat hier ook voor het bloed van Christus) een moestuin maken, (het gewas van het veld gaan verbouwen) een verwijzing naar de zonde waar hij in leefde. De erfenis van de kinderen van God is altijd het bloed van de Messias, hier de wijngaard. De zondaar kijkt altijd naar zijn eigen werken om gelukkig te worden (Kain en Abel).

 

Eigendom

Abraham zag toen hij hier op aarde was uit naar een stad waarvan de bouwmeester God zelf was. Hij bezat hier op aarde geen eigen grond of landstreek, hij was een vreemdeling en een bijwoner. Iedereen die zich in het geloof als een nazaat van Abraham ziet zal zijn tentpinnen niet te diep in deze aarde slaan, wij zijn hier slechts op doortocht naar een hemels Kanaän. Wij bezitten hier niets, wat wij hebben is slechts in bruikleen, de werkelijke eigenaar is Degene die alles geschapen heeft. Wij hebben hier geen eigendom, wij zijn eigendom van hem aan wie wij ons overgeven. Kiezen wij voor God dan zijn wij Zijn eigendom, kiezen wij voor onszelf dan worden wij eigendom van satan. Zo is het idee van onze eigen baas te zijn of iets van onszelf te hebben een fictie die van de vader van de leugen komt.

 

En wij?

Mijn advies is dat wij onszelf overgeven aan degene van wie gezegd wordt dat Zijn juk zacht is, en Zijn last licht. Wij zullen dan een eeuwige erfenis hebben, waarbij alle aardse schatten in het niet zinken. Wij zullen in Christus meer dan overwinnaars zijn. Een eeuwig leven en een zondeloos karakter wordt ons dan gegeven. Dat waar de koningen en de priesters in Israël en Juda geen aanspraak op konden maken, krijgen wij wel, wij worden koningen en priesters in Hem die ons en deze wereld met zijn bloed heeft vrij gekocht uit de hand (de klauw) van onze tegenstander, de duivel, die nu deze wereld voor zichzelf en zijn volgelingen claimt.

 

Ik geef mijn bezittingen op deze wereld graag op voor de belofte van een nieuw koninkrijk waar onze God zal heersen. En u?

 

Piet Westen