Openbaring H11

Openbaring H11

Lees Openbaring 11

 

In het elfde hoofdstuk wordt aan Johannes een riet (meetlat) gegeven, met de opdracht om de tempel te meten. Dit hoofdstuk valt nog steeds onder het zesde zegel, hoofdstuk tien en elf tot het veertiende vers zijn een onderdeel en een uitgebreid verslag van wat zal plaatsvinden vlak voor de wederkomst. Welke tempel moet hij meten? De aardse tempel in Jeruzalem is al verwoest als hij deze visioenen krijgt, het moet wel op de hemelse tempel slaan, waar Jezus Zijn hogepriesterlijk werk doet. Hij moet ook specifiek het altaar meten, en hen die er in aanbidden. Welk altaar is dit? De verwijzing is denk ik naar het gouden wierook altaar, niet naar het brandofferaltaar, want er wordt duidelijk gezegd dat hij de voorhof niet moet meten, en dat is de plaats van het brandoffer altaar. En hen die daar in aanbidden, de wierook die van het gouden altaar in het heilige opsteeg, was een beeld van de gebeden van het volk van Israël tijdens de aardse tempeldienst.

 

Wij leven nu ook met een tempeldienst en een hogepriester, maar dit is er één met een hemelse dimensie. Dat hij ook de mensen moet meten die in dit altaar aanbidden kan niet letterlijk op de lengte van deze mensen slaan, het gaat hier om een onderzoek naar deze mensen, zijn zij wel die zij zeggen te zijn, zijn zij werkelijk kinderen van God? Wij als mensheid zijn hier aangeland in de tijd van een onderzoekend oordeel, iedereen die zegt christen te zijn valt hier onder. Dit onderzoekend oordeel moet wel vóór de wederkomst plaatsvinden, als Jezus nog Hogepriester is, nú kan Hij de zonden nog vergeven. Als Hij straks komt in Zijn heerlijkheid als Koning der koningen, kan Hij nog slechts het oordeel uitspreken, dit onderzoekend oordeel moet wel vooraf gaan aan de wederkomst. Dat de voorhof niet gemeten hoeft te worden lijkt onlogisch op het eerste gezicht, het was toch ook deel van de tempeldienst? Ja, maar dat deel van het verlossingsplan was voltooid, het Lam dat hier dagelijks werd geofferd, had zijn antitypische vervulling gevonden in de dood van Jezus aan het kruis.

 

De heilige stad

Wat is hier de heilige stad die twee en veertig maanden lang vertreden zou worden? Aan het eind van het leven van Johannes, heeft de stad Jeruzalem als heilige stad afgedaan, hij is verwoest door de Romeinen, de tempel is verbrand, die zou nooit meer worden herbouwd. De heilige stad waar God in dit visioen naar verwijst is Zijn kerk op aarde. Deze kerk zou een grote vervolging kennen, die wordt hier omschreven als twee en veertig maanden of 1260 dagen of drie en een half jaar. Deze drie tijden zijn natuurlijk even lang, en als wij ze als profetie zien wat ze ook zijn, dan moeten wij ook hier een jaar nemen voor iedere dag die genoemd wordt. Wij komen dan aan 1260 jaar, dat is de tijd van de donkere middeleeuwen, wanneer de gelovigen massaal worden vervolgd. Het ware geloof verdwijnt bijna geheel uit de kerk, er blijft slechts een vormendienst over.

Wie zijn de twee getuigen die met een zak bekleed zouden getuigen? In hoofdstuk zes hebben wij gezien dat de zon (Christus) met een haren zak zou zijn bekleed, hier zien wij twee getuigen van Christus met deze zelfde kleding aan. Deze getuigen verkondigen het evangelie, hun licht wordt ernstig belemmerd door de vervolging, (de haren zak) het zijn twee getuigen, het gaat hier of om het oude en het nieuwe testament, of om de wet (de boeken van Mozes) en de profeten, beide getuigen van het evangelie van God. Zij worden hier ook vergeleken met twee olijfbomen of twee kandelaren, beide verwijzen naar het werk van de Geest die door het woord werkt. Het vuur dat uit hun mond komt is het woord dat zij spreken, neemt men het aan dan geeft dit eeuwig leven, wijst men het af dan volgt de eeuwige dood.

 

Mozes en Elia

In vers zes vinden wij wat gemaskeerde verwijzingen naar deze twee getuigen. Zij hebben de macht om de hemel te sluiten zodat er geen regen valt al de tijd dat zij profeteren, zij kunnen ook water in bloed veranderen en de aarde met allerlei plagen slaan. Wij weten uit het oude testament dat in de tijd van Elia drie en een half jaar geen regen viel, dat waren 1260 letterlijke dagen, hier in de openbaring hebben wij te maken met een geestelijke vervulling of 1260 jaar dat God Zijn Geest slechts zeer matig kan laten werken.

Water dat in bloed verandert vinden wij natuurlijk bij Mozes, tijdens de plagen van Egypte, wanneer op het woord van God door Mozes uitgesproken Farao tien maal gewaarschuwd wordt, (de tien plagen). Ook in onze tijd getuigen Mozes (de wet) en Elia (de profeten), ook nu is er maar een klein deel van het volk dat wil luisteren naar hun stem.

 

Als de 1260 Jaar voorbij zijn, zou je hopen dat de vervolging ook ophoudt. Maar niets is minder waar, het beest dat uit de afgrond opkomt (satan) zal de oorlog aan hen verklaren, hen overwinnen, en hen doden. Er staat dat hun lijk drie en een halve dag op de straat van de grote stad zal liggen. Wat is die grote stad, hij wordt hier Sodom en Egypte genoemd? Verderop in de Openbaring (o.a. Openbaring 17) wordt deze stad Babylon (verwarring) genoemd. Het gaat hier om dat deel van de geestelijke wereld waar drie dingen duidelijk overheersen: verwarring (Babylon), zonde (Sodom) en duisternis (Egypte).

 

De drie en een halve dag staan ook hier weer voor even zo veel jaar. Het zijn geen letterlijk mensen daarom ook geen letterlijk lijken, het moet hier gaan om de waarheid van het evangelie dat in die tijd wel zichtbaar is, zij liggen op de straat, maar de mensen zullen de waarheid verwerpen, en blij zijn dat zij niet meer naar hun getuigenis hoeven te luisteren.

 

Wanneer is die tijd (geweest)? Was het tijdens de Franse revolutie, toen het letterlijk verboden was om de bijbel te lezen, en de kerken gesloten bleven, of hebben wij dit nog op een wereldwijde schaal te verwachten? De wereldwijde vervulling lijkt de beste papieren te hebben, er staat dat alle volken stammen en talen hen zullen zien. Het probleem is dat wij moeilijk een begin of een eindpunt van deze tijdsprofetie kunnen vinden. Een logisch eindpunt lijkt de wederkomst te zijn, want na drie en een halve dag (drie en een half letterlijk jaar) worden zij weer levend, dan worden zij in een wolk naar de hemel gevoerd, terwijl hun vijanden toezien.

 

Vers dertien zegt dat er een grote aardbeving zou zijn na die tijd, een tiende van de stad zou instorten, en 7000 personen zouden de dood vinden. Ook hier moeten wij niet zoeken naar een letterlijke aardbeving, er zijn veel aardbevingen geweest waar veel meer dan 7000 personen door omkwamen, en waar veel meer dan een tiende van een stad instortte, nee, ook hier hebben wij een geestelijke invulling nodig.

 

Wij hebben in vers acht net gezien dat er gesproken werd van een grote stad die geestelijk Sodom en Egypte genoemd werd, dit is de zelfde stad die elders in dit boek Babylon wordt genoemd. Maar hoe kan een geestelijke stad instorten? Een geestelijke macht stort in als zij haar geestelijke macht over de mensen binnen haar kerkmuren verliest. Dit is precies wat wij in onze tijd meemaken, de kerken verliezen hun macht om de mensen te sturen. Blijft de vraag die vers dertien oproept dat degenen die niet gedood werden de God des hemels de eer zouden geven, die vervulling zien wij nu zeker nog niet, en lijkt in tegenspraak met vers 20 -21 van hoofdstuk negen. Het zal wel duidelijk worden als het vervuld wordt, dan zullen wij het herkennen.

 

Het tweede Wee is voorbij en het derde volgt daar spoedig na zegt de tekst. Het tweede Wee is ook de zesde bazuin, wij gaan nu kijken wat de zevende en laatste bazuin tevens derde wee ons te vertellen heeft.

 

Zevende bazuin

De woorden die wij hier horen klinken ons toe uit de hemel, zij verkondigen ons dat Jezus Zijn koningschap over deze wereld op Zich heeft genomen. Onze Heer legt Zijn priesterkleed af en doet Zijn koningsmantel aan. Iedereen in de hemel maakt zich op om dit mee te maken, de vier en twintig oudsten die op hun tronen zitten, en deel hadden aan het onderzoekend oordeel, staan op en werpen zich in aanbidding neer om de Schepper van hemel en aarde te aanbidden. Zij loven Hem omdat Hij het oordeel bekend zal maken voor hen die op de aarde wonen. Zijn kinderen die al zo lang naar Hem hebben uitgezien zullen van Zijn lippen horen: Komt gij gezegende Mijns vaders en beërf het Koninkrijk, dat voor u is weggelegd sinds de grondlegging der wereld. Maar voor degenen die Zijn aanbod van vergeving hebben afgewezen is Hij de verderfengel, vers achttien zegt dat Hij zal komen om te verderven die de aarde verderven. De mogelijkheid om te kiezen is er nog steeds, laten wij die mogelijkheid met beide handen aangrijpen, voordat de tempel die in de hemel is (vers19) opengaat en de ark van het verbond zichtbaar wordt. Als wij voor die ark met daarin de wet verschijnen zonder middelaar, en wij dragen nog steeds onze zonden, in plaats van de witte klederen van Christus gerechtigheid, dan kunnen wij niet blijven bestaan.

 

Er is weer een cyclus van zeven voorbij, de hoofdstukken 12-16 geven een meer gedetailleerd verslag over wat de kerk van Christus de laatste 2000 jaar heeft doorgemaakt. Het is niet makkelijk om al die symbolen en die beesten uit elkaar te houden, maar als u uw best doet moet dat lukken. Veel sterkte er mee!

 

Piet Westein