De elfde maagd

De elfde maagd

De gelijkenis van de tien maagden volgt direct op de rede die Jezus houdt over de eindtijd. Hij vertelt zijn discipelen, en via hen ons, dat er in de tijd vlak voor de wederkomst een geestelijke vermoeidheid over de kerken zal komen, maar dat die vermoeidheid niet voor iedereen hetzelfde zal zijn. Dat het een profetie over de eindtijd is, is duidelijk omdat Jezus zegt dat: dan wanneer de eindtijd er is, de kerk vergeleken kan worden met tien maagden.

 

 

Uit de andere profetieën blijkt dat een vrouw staat voor een religieuze macht, het getal tien wordt gebruikt als de profeet alles of allemaal wil aanduiden. Het gaat hier dus over alle christelijke kerken van de eindtijd. Het is erg moeilijk om onderscheid te maken tussen die tien, zij gaan allemaal uit naar het bruiloftsfeest, zij hebben kennelijk allemaal een uitnodiging ontvangen, zij hebben allemaal een brandende lamp. Die lamp staat voor Gods woord, die moet hun pad verlichten. Ook hebben zij allemaal olie in hun lampen, anders zouden die niet kunnen branden. Waar de lamp staat voor het woord, daar staat de olie voor de heilige Geest, die het woord activeert.

 

 

Allemaal vallen zij in slaap, er is nog steeds geen onderscheid tussen de wijzen en de dwaze maagden. Waar staan die kruiken voor die zij bij zich hebben? Uit de andere gelijkenissen leren wij dat de kruik staat voor de mens zelf, je ziet wel de kruik maar niet wat er inzit, totdat de inhoud nodig is. Die inhoud is in deze gelijkenis onverwacht nodig, hier is dat als er een geroep klinkt dat de bruidegom komt. Letterlijk zegt het woord in Matt.25:6 En midden in de nacht klonk een geroep: De bruidegom, zie gaat uit Hem tegemoet! Er staat dat beide groepen hun lampen in orde brengen, ook hier geen verschil. Het is pas als er in de kruiken gekeken wordt dat er een verschil zichtbaar wordt, bij de wijzen zijn die gevuld en bij de dwazen leeg.

 

 

Wij gelovigen moeten ons nú vullen met het woord van God terwijl er nog tijd is. Als de roep komt om uit te gaan Hem tegemoet is er kennelijk geen tijd meer om dat te doen. Het gevuld zijn met het woord, en zijn betekenis begrijpen, neemt alle tijd die God ons hier op aarde geeft. Wij kunnen dat niet uitstellen tot die roep weerklinkt. Die tijd zal er één zijn van grote benauwdheid, en radeloze angst onder de volken. Als wij nu het rustig is ons er niet mee bezig houden hoe zullen wij er dan, in die tijd er de ruimte en de mogelijkheid voor kunnen vinden?

 

 

In de tijd van de roep om uit te gaan zullen zij die de tijd niet hebben genomen om zich te vullen met het woord komen naar degenen die dat wel gedaan hebben, en hen er om vragen, maar er zal dan kennelijk geen tijd meer zijn om dat te doen. Dat legt een grote verantwoording op hen die het woord nu wel kennen, wij moeten het nu uitdelen, nu de tijd gunstig is. De dwazen zullen roepen onze lampen gaan uit! Het licht van het woord dat zij menen te hebben zal in die tijd van benauwdheid niet voldoende zijn om staande te blijven in het geloof, zij zullen meegesleept worden met de leugens die satan op deze aarde rondstrooit.

 

En wie zijn dan die verkopers uit vers negen, die hen de olie moeten verkopen, zijn dat niet de predikanten en de bijbelleraars? Zij hebben kennelijk het doel van hun ambt niet bereikt, het uitdelen van het woord. Terwijl de mensen heengaan om het woord te leren kennen komt de bruidegom en zij die gereed zijn gaan de bruiloftszaal binnen. In de gelijkenis missen wij een essentieel persoon, en dat is de bruid, zonder bruid geen bruiloft. Zij is de reden dat de bruidegom komt. Jezus is die Bruidegom, en Zijn gemeente is Zijn bruid. Als er in die duistere tijd, midden in de nacht de roep klinkt dat de bruidegom komt, wie is dat dan die roept, zal dat niet de bruid zijn die vol ongeduld wacht op haar geliefde? 

 

 

Deze maagd zal niet slapen, zij is degene waar de lamp helder van zal branden, haar kruik zal vol zijn, bij het eerste teken van de nabijheid van Zijn komst zal zij het uitschreeuwen van blijheid, Hij komt maak je klaar. Er staat dat zij die gereed waren de bruiloftszaal binnengingen, zelfs degenen die in slaap waren gevallen maar zich gereed gemaakt hadden en zich hadden gevuld met Zijn woord, mochten in het feest binnen gaan. Als de anderen komen en zij kloppen aan dan zegt de bruidegom dat Hij hen niet kent.

 

 

Wij kunnen God slechts leren kennen door Zijn woord in ons op te nemen, en een persoonlijke relatie met Hem aan te gaan, als wij de bruidegom niet kennen, dan hebben wij op dat feest niets te zoeken. De oproep in vers dertien is dan ook, waak dan, want gij weet de dag noch het uur. Er moet volgens de gelijkenis tussen al die kerken er één zijn die de anderen oproept tot waakzaamheid. Deze kerk slaapt niet, zij is het die roept dat de Heer spoedig komt, haar licht brandt, haar kruik is gevuld. Die roep is er voor ons allemaal, laten wij ons vullen met het woord, en ons aansluiten bij degenen die die roep laten horen.

 

 

Piet Westein