De drie koningen

De drie koningen

De drie koningen

De zesde dag van Januari wordt het feest van de drie koningen gevierd. Een feest waarvan de bijbel geen aanwijzingen geeft. Het is eigenlijk een soort voortzetting van het kerstfeest. Wij weten vanuit de bijbel niet eens hoeveel wijzen er gekomen waren om Jezus te eren. Slechts uit het feit dat er drie verschillende dingen (mirre, wierook en goud) gegeven werden, meent men te kunnen distilleren dat er drie wijzen waren. Hoe dan ook ik wil het over drie koningen hebben die wél bestaan hebben, en waar wij wél veel over weten.

 

Saul

Koning Saul is de eerste koning die Israël krijgt. Hij wordt door God zelf aangewezen, nadat het volk expliciet om een koning had gevraagd. Vanaf het begin was het de bedoeling geweest om God als koning te hebben voor het volk van Israël en niet een mens. God wordt op aarde vertegenwoordigd door de Heilige Geest, die zich uit in de tabernakeldienst en door de hogepriester.

 

God neemt een man uit de kleinste stam, daarvan de kleinste familie, men zou niet verwachten dat daar de koning vandaan kon komen. Saul zelf was wel het soort koning die het volk wilde, hij was een kop groter dan de gemiddelde man. Men wilde meer op menselijke dan op Goddelijke macht vertrouwen. Het zichtbare in plaats van de Onzichtbare.

 

Daar waar Saul niets te verwachten had. kreeg hij alles van God, inclusief een nieuw hart en de uitstorting van de Heilige Geest, en wel in zulke mate dat hij begon te profeteren (1 Samuël 10:9-11). Al deze gaven van God konden niet voorkomen dat hij stap voor stap van God vervreemd raakte. Dat alles begon met het brengen van een offer dat hij niet had mogen brengen. De Filistijnen kwamen weer eens oorlog voeren tegen Israël, Samuël de profeet van God, had Saul opgedragen te wachten met de strijd totdat hij zou komen om het brandoffer aan God te brengen. Toen hij niet op de afgesproken tijd verscheen, stak Saul zelf dat offer aan.

Vanaf de zondeval hebben wij gezien dat het brandoffer met het heilige vuur van God moest worden aangestoken, en niet met het vuur van een mens. Het ging al fout bij Kain, en ook hier begaat Saul de fout om onheilig vuur te gebruiken voor het brandoffer.

 

Saul is een tragisch figuur, hij probeert keer op keer God een handje te helpen, hij wil zijn pogen gebruiken om het volbrachte werk van Christus aan te vullen. In plaats van een beeld van de Messias verwordt hij tot een beeld van satan die hem tenslotte volledig beheerst. Zijn zoon Jonathan daarentegen is een oprecht gelovige, totaal toegewijd aan de God van Israël. Hij jaagt met zijn wapendrager een heel leger op de vlucht. Toch sterven Saul en zijn zonen op dezelfde dag in dezelfde strijd.

 

Het lichaam van Saul wordt aan de muur van de stad Bet-San (het huis van de slang) gehangen, zijn wapenrusting komt in de tempel van Dagon, de god van de Filistijnen en zijn hoofd in de tempel van Astarte (de godin van de nacht). Een treurig einde voor een man die zijn heil van eigen werken verwachtte.

 

David

David is de tweede in de rij van drie. Ook hij wordt net als Saul tot koning gezalfd, zonder dat hij dat verwacht, nog wel door dezelfde profeet. Er zijn wel verschillen, David is van de grootste stam, Juda, hij is jong en onaanzienlijk. Wel ligt er een profetie die zegt dat uit Juda het koningschap zou komen. De zalving van David is hoogverraad, Saul leeft nog, David zal heel voorzichtig moeten handelen om niet gedood te worden door de zittende koning.

 

Het eerste memorabele feit van David is zijn ontmoeting met de reus Goliath. Deze overwinning van David is spreekwoordelijk geworden. Waar David vanaf zijn jeugd een dapper man is, daar is Saul onzeker en angstig, Als Saul door Israël tot het koningschap geroepen wordt verbergt hij zich tussen het pakgoed. Als Goliath roept om een kampvechter om tegen hem te strijden, laat hij David in zijn plaats gaan. Als na veel wederwaardigheden David eindelijk op de troon komt, lijkt het volk eindelijk de juiste koning te hebben. Hij is een machtig strijder, hij verslaat de Filistijnen en breidt zijn rijk uit tot bij de rivier de Eufraat. Alles wat hij onderneemt lijkt te lukken, zolang hij precies doet wat God hem opdraagt.

 

Als David machtig geworden is, komt bij hem het verlangen op om de ark van God bij hem in Jeruzalem te hebben. Hier begaat David zijn eerste fout. De bijbel geeft duidelijk aan hoe de ark van God vervoerd moet worden, hij moest aan de draagstokken door geheiligde priesters worden gedragen. In plaats van dit te doen, laat David de ark op een nieuwe wagen zetten en hem zo vervoeren. Dit heeft dodelijke gevolgen voor de voerman van de wagen. Dit was voor David een waarschuwing dat iedereen die zich met heilige dingen bezig houdt ook zichzelf moet heiligen, ook moeten zij zich onderwerpen aan de wetten van God. Doen wij dat niet dan zijn er altijd consequenties.

 

Bathseba

Om David en zijn karakter te leren kennen moeten wij zijn zonde met Bathseba goed bestuderen. David had al een aantal vrouwen, hij had geen enkele reden om de vrouw van zijn naaste te willen verleiden. Maar terwijl zijn leger in de strijd is gewikkeld zit David thuis en neemt de vrouw van één van zijn dappere legeroversten in zijn bed. Wanneer zij hem laat weten dat zij een kind van hem verwacht, besluit hij om Uria, haar man, te doden. Hij doet dat met voorbedachte rade, en met list en bedrog. Hoewel hij denkt dat niemand hier van weet, komt de zaak uit en het hele volk spreekt er schande van. God wordt gelasterd om wat David gedaan heeft.

 

David had tegen God in opstand kunnen komen net als Saul. In plaats daarvan accepteert David de vermaning van God die de profeet Nathan hem brengt. Hij beleid zijn zonden die hij tegen én God én zijn buurman gedaan heeft en smeekt God om vergeving die hij ook ontvangt. De gevolgen van zijn daden neemt God evenwel niet weg. David zou vier van zijn kinderen zien sterven als gevolg van zijn zonde.

 

De volkstelling

Maar de mens David blijkt hardleers. Hij begint hoogmoedig te worden en wil weleens weten hoe machtig hij precies is. Hij besluit om het volk te tellen en te zien hoe groot zijn leger is. En hoewel hij van alle kanten gewaarschuwd wordt om het niet te doen, zet hij toch door. Als hij dan eenmaal het getal weet (en dat is groot) krijgt hij wroeging, hij belijdt zijn zonden voor God en vraagt vergeving. Die vergeving krijgt hij ook wel, maar ook hier zijn er consequenties.

 

God geeft hem drie keuzes, die door de profeet Gad aan David worden voorgelegd. De eerste is zeven jaar hongersnood, de tweede drie maanden vluchten voor zijn vijanden en ten laatste drie dagen de pest over Israël. David kiest voor de pest, omdat hij bang is om in de hand van zijn vijanden te vallen. Als de pest dan drie dagen door heel het land gewoed heeft, ziet David een engel van God met een zwaard dat hij uitstrekt over Jeruzalem, om ook dat te verderven. Het is dan dat David uitroept dat hij de zondaar is en hij bidt voor de verlossing voor het volk van de plaag.

 

Het altaar

Het is als David tegenover God heeft gezegd dat de plaag op hem en zijn huis moet vallen, dat God de profeet Gad weer naar David stuurt met de opdracht dat David een altaar moet bouwen op de dorsvloer van Arauna. Dit is de plaats waar Abraham zijn zoon moest offeren, dit is ook de plaats waar Salomo later de tempel zou bouwen. Als David het altaar gebouwd heeft en er offers op heeft gebracht, stopt de plaag.

 

Zoals wij hebben gezien was David verre van volmaakt, maar in plaats van zich van God af te wenden, als God hem bestrafte, zoals Saul dat deed, accepteerde hij de terechtwijzingen en de gevolgen van zijn overtredingen en bekeerde zich.

 

Nu nog de derde en laatste koning in deze rij.

 

Salomo

Salomo is de eerste koning in Israël die geboren wordt als prins en die mocht verwachten dat hij een koningskroon zou dragen. Hoewel er veel oppositie is van zijn broer Adonia, die zelf koning probeert te worden, komt hij op de troon. Als hij daar eenmaal zit beseft hij hoe jong hij is en dat hij te weinig kennis en levenservaring heeft om zo’n groot volk te leiden. Als God hem in een droom de keuze voorhoud voor rijkdom, een lang leven of de dood van zijn vijanden, dan kiest hij wijsheid en kennis om het volk te kunnen leiden.

 

Twee hoeren

Al die kennis en wijsheid van Salomo wordt samengevat in een enkel voorbeeld, terwijl hij toch iedere dag, gezeten op zijn troon, recht sprak. De geschiedenis gaat over twee hoeren die bij hem komen om hun recht te verkrijgen. Beide werden zwanger uit hoererij eerst baart de één en drie dagen later de ander. Hoer nummer twee doodt haar baby door er in de nacht op te gaan liggen, als zij dat merkt verruilt zij haar baby voor dat van haar collega. Als die in de morgen wakker wordt ziet zij wat er is gebeurt, en wil haar eigen kind terug. Terwijl zij voor de koning staan en ruzie maken over wie dat levende kind mag hebben, laat Salomo een zwaard brengen en dreigt het levende kind in tweeën te snijden. De ware moeder roept uit “geef haar het kind maar dood het in geen geval.”

 

Daar men in Israël geen hoererij mocht bedrijven, lijkt het een bijzondere geschiedenis, dat twee hoeren met dit verhaal bij de koning komen, dit had hun het leven moeten kosten. Normaal was de straf op hoererij dood door steniging. Ik vermoed dat in deze geschiedenis een profetie schuil gaat over de Messias die komen zou. Het volk van Israël zou onenigheid hebben over van wie die Messias wel zou zijn. Let vooral op die drie dagen die genoemd worden en die kunnen verwijzen naar de drie dagen die Jezus dood in het graf lag.

 

Wij zullen hier niet te lang bij stilstaan, wij moeten naar het moment dat ook hij een altaar bouwt en God daar aanroept.

 

De aanbidding bij het altaar

Als Salomo de tempel gebouwd heeft, geeft hij een groot feest om het in te weiden. Heel Israël vergadert zich in Jeruzalem, om de ark van het verbond op zijn plaats te zetten in het heilige der heiligen. Op het moment dat de ark op zijn plaats gezet wordt, vervult de aanwezigheid van God de tempel. De priesters kunnen de tempel niet binnen gaan vanwege de aanwezigheid van de Shekina glorie.

 

Het is eigenlijk het gebed van Salomo wat het meeste indruk maakt, het is een zeer lang gebed, het is een complete studie van het evangelie. Het wijst op de mens als zondaar, op God als een vergevend God, op de volkeren buiten Israël als mogelijke bekeerlingen en hij spreekt dit gebed uit terwijl hij geknield ligt, terwijl het voor een Israëliet de gewoonte was om staande te bidden.

 

Wij zijn begonnen met de wijzen uit het Oosten, die kwamen om Jezus te aanbidden, wij hebben koning Saul gezien die een altaar bouwt, en het zelf probeert aan te steken met onheilig vuur, David bouwt een altaar op aanwijzing van God, en de pest stopt. Maar hier vinden wij in Salomo een vorst die de tempel van de Heer bouwt, een altaar opricht wat honderden jaren zal blijven bestaan, een vorst die een profetisch gebed uitspreekt en God vraagt om met hen te zijn door de eeuwen heen, in voor en tegenspoed.

 

Wij hebben hier drie koningen met hun eigen bijzondere manier van aanbidding van de Schepper van hemel en aarde. Deze koningen hebben zich niet bij de kribbe in Bethlehem kunnen voegen bij de wijzen uit het Oosten, maar zij hebben Hem als het ware van verre gezien en aanbeden.

 

Ook wij hoeven niet naar Bethlehem te gaan om Hem als Schepper en Verlosser te aanbidden, ook hoeven wij dat niet te doen op de zesde Januari, iedere dag in ons leven wacht de God die mens werd op onze aanbidding. Laten wij er daarom een gewoonte van maken.

 

Piet Westein