Blind?
De Bijbel heeft veel te zeggen over blindheid. Het is niet altijd de afwezigheid van licht die het onmogelijk maakt om te zien. Ondanks dat wij ogen hebben en het midden op de dag is, kan het zijn dat wij niets waarnemen, bijvoorbeeld omdat wij een blinddoek dragen of omdat er iets mis is met onze ogen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Maar waar de Bijbel het over heeft als het over blindheid gaat, is meestal geestelijke blindheid.
Ziende blind
Toen God Adam schiep, schiep Hij in hem ons hele mensenras. Adam was noch lichamelijk, noch geestelijk blind. Hij moet de beste ogen hebben gehad die een mens ooit bezeten heeft. Ook met zijn geestelijk oog moet hij alle onderwerpen die de Allerhoogste met hem besprak, hebben doorgrond. Adam moet met zijn ogen hebben gezien en met zijn verstand hebben begrepen dat de Schepper, God, goed is.
Maar dan verschijnt er een wezen: Lucifer. Zijn naam betekent lichtdrager. Hij beweert nieuw en beter licht te brengen, een licht dat je verstandiger zou maken dan God. Na geluisterd te hebben naar dit stralende lichtwezen, wordt het duister in het hart van Adam en zijn vrouw Eva. Ja, zij kunnen nog wel zien, maar het licht van God, waarin zij wandelden en waarmee zij bekleed waren, heeft hen verlaten. Deze engel, die zich voordoet als een engel van het licht, is in werkelijkheid de prins van de nacht. Hij heerst over de duisternis en over de afgrond, dat is de aarde. Hij is ook degene die een derde van de engelen van God heeft vervreemd van hun Schepper, en die claimt te heersen over deze aarde.
Licht en duister
Het gaat snel bergafwaarts met de gevallen mensheid. Binnen tien generaties is de aarde onbewoonbaar geworden. God kan ternauwernood één gezin redden uit deze wereld van vóór de zondvloed. Satan gilt het uit van vreugde als hij ziet dat de wereld weer woest en ledig is na de zondvloed. Hij denkt dat hij gewonnen heeft in de grote strijd tussen goed en kwaad. Maar dit is slechts één veldslag, er zouden er nog vele volgen.
Als wij kijken naar de tien waarschuwingen die God aan de Egyptenaren geeft, dan zien wij dat bij de negende plaag duisternis komt over het hele machtsgebied van de man die zichzelf als een god ziet: farao. God heeft in die tien waarschuwingen Zijn licht laten schijnen over farao en zijn volk. Maar slechts een kleine minderheid van de Egyptenaren wilde het licht volgen dat God hen gaf.
Ook wanneer alle eerstgeboren zonen in Egypte sterven, zelfs die van farao, buigen zij zich niet voor de God van het licht, maar blijven vertrouwen op hun afgoden. Nog is de liefde van God voor de Egyptenaren niet uitgeput. Als het volk van Israël door de woestijn is getrokken en bij de Schelfzee gevangen lijkt te zitten, vertoont God zich opnieuw aan hen. Weer is het als bij de negende plaag: de verschijning van de Engel van God is voor de Egyptenaren diepe duisternis, terwijl er bij Israël licht is in het midden van de nacht. Nog hadden farao en zijn volk niet hoeven sterven. Ook zij hadden kunnen kiezen voor dat licht, maar zij verkozen om Satan te volgen in de afgrond, de diepte van de zee.
Volg de profeet, en je zult zien
Israël is opnieuw in oorlog met Aram (Assyrië). Dat gebeurde vaker; zij waren aartsvijanden. De profeet Elisa werd door God gebruikt om de koning van Israël te waarschuwen voor iedere hinderlaag die de koning van Aram bedacht. Toen de Arameeërs ontdekten dat de profeet Elisa de koning van Israël informeerde, besloot hun koning om de profeet te doden. Hij stuurde een leger naar Dothan, waar Elisa en zijn knecht verbleven. Bij aankomst zag de knecht (Gehazi?) dat de stad omsingeld was door vijandelijke troepen.
Toen de knecht zijn bezorgdheid uitte, bad Elisa tot God om de ogen van zijn knecht te openen. Daarna zag de knecht wat Elisa ook al zag: de stad was omgeven door een hemels leger van engelen. Die engelen waren er al die tijd al. Er mankeerde slechts iets aan het waarnemingsvermogen van de knecht. Was dat nu iets in zijn ogen, of veranderde zijn geloof?
Waar de ogen van de knecht werden geopend om het leger van God te zien, daar bad de profeet om de ogen van de vijand te sluiten. Elisa ging naar de generaal van de vijand en vertelde hem dat hij bij de verkeerde stad was. Hij beloofde hen naar de juiste plaats te brengen. Zo kon het gebeuren dat het hele leger, met wijd open ogen, werd geleid naar Samaria, de hoofdstad van Israël. Daar werden hun ogen weer geopend voor hun vijandige omgeving.
Het leger van Aram werd niet uitgemoord zoals de koning van Israël voorstelde, maar kreeg een maaltijd aangeboden. Daarna mochten zij ongeschonden terugkeren naar hun eigen land. Nu waren hun ogen geopend voor de liefde van die grote God van Israël. Voortaan konden zij wandelen in het licht van Degene die hun leven had gered.
Kennis en zien
Nadat Jezus drieënhalf jaar onderricht had gegeven aan Zijn discipelen, en gestorven en opgestaan was, bleef Hij nog veertig dagen bij hen om hen te laten zien wat al die lessen werkelijk betekenden. Pas in het licht van Zijn offer konden zij de kennis die zij hadden toepassen. Kennis van God wordt pas zinvol als die gezien wordt in het licht van het kruis.
Saulus van Tarsis
Saulus was een jonge schriftgeleerde. Hij had gestudeerd bij de beste theologen van zijn tijd en was doordrenkt van de kennis van de Joodse geschriften. Hij kende alle profeten en hun profetieën over de komende Messias. Toch hielp al die kennis hem niet om Jezus te aanvaarden als de Zoon van God, naar wie al deze geschriften verwezen. In zijn blindheid gebruikte hij zijn kennis om de volgelingen van Jezus te bestrijden.
Hoewel zijn intellect door God was gegeven, liet hij zich ongemerkt gebruiken door de prins van de nacht om het werk van de Schepper te dwarsbomen. Zo diende hij jarenlang, zonder het te beseffen, de vijand van het licht.
De blinde van geest wordt blind, zodat hij kan zien
Toen Saulus op weg was om ook in het buitenland zijn vervolging voort te zetten, werd hij omschenen door een hemels licht. Dit licht maakte hem tegelijk blind en deed hem zien. Drie dagen lang moest deze afgezant van het Sanhedrin uit Jeruzalem geleid worden, maar zijn geest werd helder. Hij overpeinsde de profetieën in het nieuwe licht van de gekruisigde Christus. Hoewel hij gebukt ging onder het gewicht van zijn zonden, was er ook vreugde: Jezus was ook aan hem verschenen.
Zoals Egypte drie dagen in duisternis verkeerde en zich niet bekeerde, zo verkeerde ook deze tegenstander van de waarheid drie dagen in duisternis, maar hij bekeerde zich wél, en van harte. Alles waar hij trots op was, moest hij loslaten. In plaats daarvan werd hij vervuld met het licht van God, dat hem nooit meer heeft verlaten.
Als je in het licht wandelt, val je toch niet?
Een wedergeboren christen, die de uitstorting van de Geest heeft ontvangen en de waarschuwingen van de Bijbel kent, hoeft toch niet bang te zijn voor de verleidingen van Satan? Toch is het juist het falen van mannen van God waar de Bijbel vol van staat. Zij wandelden in het licht dat God hun gegeven had, maar toch struikelden ook zij.
Struikelen of vallen
Er zijn twee manieren waarop mensen in zonde kunnen vallen. De eerste is wanneer iemand bewust besluit om niets meer met God te maken te willen hebben. Men leeft dan zonder rekening te houden met Zijn wetten. Ondanks de schijnbare vrijheid, wordt men dan een onderdaan van degene die als eerste tegen de wetten van God in opstand kwam: Satan. Men wordt dan geen zoon van God meer, maar een slaaf van de duisternis.
De tweede manier van zondigen is wanneer wij, ondanks onze inzet om volgens Gods wetten te leven, struikelen en zondigen. Dit overkomt ons allemaal, en vaak meer dan eens. Maar dit betekent niet dat wij geen deel meer uitmaken van de kinderen van het licht. Als wij onze fouten inzien en onze zonden belijden, blijven wij zonen en dochters van God.
Licht op ons pad
Als kinderen van God hebben wij de Bijbel. Dit boek bevat alle kennis die wij nodig hebben om het Koninkrijk van God te begrijpen. Zijn woord is een licht op ons pad, zodat wij niet zullen dwalen.
Om het licht van de Bijbel effectief te maken, zijn twee dingen nodig. Ten eerste moeten wij de Bijbel zo vaak lezen dat het deel van ons wordt. Maar dat geeft slechts kennis. Wij hebben ook de leiding van de Heilige Geest nodig, zodat wij die kennis kunnen toepassen. Dan zal ons geestelijk oog open gaan en zal het licht doordringen in ons door de zonde verduisterde hart.
Laten wij vooral beseffen dat zondigen niet betekent dat wij niet meer in het licht van God kunnen wandelen. Het is juist omdat wij in Zijn licht wandelen, dat wij kunnen zien wanneer wij worden verleid door de prins van de duisternis. Zolang wij ervoor kiezen om God te dienen, zal Hij ons behoeden, zodat wij niet permanent vallen in de klauwen van die oude slang.
P.S.
Ik wandel in het licht met Jezus. Jij ook?
Piet Westein