H2 - Beyond Belief - Bijna niet te geloven

H2 - Beyond Belief - Bijna niet te geloven

Hoofdstuk 2 - Gods verlossende liefde

Als de Bijbel zegt “God is liefde” (Johannes 4:8, 16), betekent dat niet dat één van Zijn eigenschappen liefde is. Het betekent dat Hij liefde is. Het betekent dat liefde de essentie van Zijn natuur is. Zo moeten we alles over God en alles wat Hij doet in het kader van deze liefde begrijpen. Zelfs Zijn wet en Zijn toorn moeten worden begrepen in de context van Zijn liefde (Matteüs 22:36-40; Romeinen 1:18-32). Paulus omschrijft Gods toorn als passief, als een liefde die niet zal dwingen, maar ons toestaat om te gaan wanneer we bewust onze eigen weg kiezen (Romeinen 1:24, 26, 28).

We moeten ook begrijpen dat de basis van onze verlossing te vinden is in Gods karakter van liefde. Buiten deze liefde zou er geen evangelie, en geen goed nieuws zijn (Johannes 3:16; Efeziërs 2:4-7; Titus 3:3-5; 1 Johannes 4:9). Daarom, als we het goede nieuws van onze verlossing gaan begrijpen en waarderen moeten we geworteld en gegrond zijn in Gods liefde (Efeziërs 3:14-19).

Het grootste struikelblok in het begrijpen van Gods liefde is paradoxaal genoeg het begrijpen van onze eigen menselijke liefde. De meesten van ons maken de fout van het projecteren van menselijke idealen op de liefde van God. We beperken Gods liefde tot een menselijk niveau, en vervormen het evangelie van Zijn reddende genade in Christus door het verkeerd voor te stellen. Dat is de reden waarom Paulus  aanspoort om ”deze liefde van Christus die alle kennis te boven gaat” te begrijpen (Efeziërs 3:19).

Onze moderne talen verergeren dit probleem van het begrijpen van Gods liefde. Engels, zoals de meeste moderne talen, heeft slechts één enkel woord voor liefde. Dit maakt het erg moeilijk, als we lezen van Gods liefde in onze Engelse of Nederlandse Bijbels, om de volledige betekenis te begrijpen; het maakt het moeilijk om onderscheid te maken tussen Gods liefde en onze menselijke begrippen van liefde, die allemaal zijn vervuild door eigenliefde. Gods liefde (agape) is volledig in tegenspraak met de menselijke liefde (philos). We kunnen die twee niet vergelijken, maar slechts tegenover elkaar stellen (Jesaja 55:8, 9; Matteüs 5:43-48; Johannes 13:34,35; Romeinen 5:6-8).

Agape en philos

De nieuwtestamentische schrijvers hadden vier Griekse woorden om uit te kiezen bij het beschrijven van de goddelijke en menselijke liefde. Deze vier zijn:

Storge.   Dit is familie liefde of de liefde voor de eigen verwanten.

Philos.   Hartelijke liefde tussen twee mensen; broederlijke liefde.

Eros.   De gewone betekenis van dit woord is de liefde tussen de seksen. We krijgen het Nederlandse woord “erotiek” van dit Griekse woord. De filosoof Plato gaf het echter een nobele, spirituele betekenis. Hij noemde het “hemelse eros” en omschreef het als losgemaakt worden van sensuele of materialistische belangen en te zoeken naar God. Zo is voor de Grieken, eros zoals gedefinieerd door Plato, de hoogste vorm van menselijke liefde. We spreken nog steeds van “platonische liefde.”

Agape.   Dit is pure liefde onbesmet door welk zelfzuchtig motief dan ook. Als zelfstandig naamwoord was het een onduidelijk woord in het Grieks, een ongebruikelijk woord, misschien omdat die liefde zelf zo ongebruikelijk is.

De nieuwtestamentische schrijvers schreven in het Grieks, dus, ze hadden deze vier woorden om te kiezen, om Gods liefde te onderscheiden van menselijke liefde, of zelfs om onderscheid te maken tussen de verschillende soorten van menselijke liefde. En dat deden ze ook. Het woord dat het meest gebruikt wordt in het Nieuwe Testament om menselijke liefde te beschrijven is philos. (Het woord eros komt helemaal niet voor in het Nieuwe Testament). En alle nieuwtestamentische schrijvers kozen het weinig gebruikte woord agape om Gods liefde te omschrijven. (Het Nieuwe Testament gebruikt philos soms om Gods liefde te beschrijven, maar altijd in de context van agape). Ze namen dit woord en doordrenkten het met nieuwe betekenis gebaseerd op de openbaring van Gods liefde, die zij gemanifesteerd zagen in het leven en de geschiedenis van Jezus Christus en die Hij onovertroffen toonde aan het kruis (Romeinen 5:6-10). Zoals gebruikt door de nieuwtestamentische schrijvers, is deze goddelijke agape liefde  volledige tegenovergesteld aan de menselijke liefde op ten minste drie manieren.

Menselijke liefde, ofwel philos of Plato's “hemelse eros,” is altijd voorwaardelijk. Als mensen houden wij niet van mensen die onbeminnelijk zijn. Wij houden van degenen die reageren op onze liefde. Gods agape liefde, aan de andere kant, is onvoorwaardelijk. Het stroomt spontaan uit Hem, zonder reden, onafhankelijk van onze goedheid of eigenwaarde. Wanneer we dit begrijpen, wordt Gods heil onvoorwaardelijk goed nieuws (Romeinen 5:6-10; Efeziërs 2:4-6; Titus 3:3-5). Dit is de reden waarom de Bijbel zo duidelijk benadrukt dat we gered zijn door genade alleen - Gods onverdiende, onverworven gunst (Handelingen 15:11; Romeinen 3:24; 5:15; 11:6; Efeziërs 1:7; 2:8, 9; Titus 1:14; 2:11; 3:7).

Menselijke liefde is veranderlijk. Het is een liefde die op en neer gaat en  onbetrouwbaar is. Een goed voorbeeld hiervan, en ook van de manier waarop de nieuwtestamentische schrijvers doelbewust gebruik maken van verschillende woorden voor liefde, is Johannes 21:15-17. In deze verzen vraagt Jezus drie keer aan ​​Petrus of hij Hem liefheeft, en drie keer antwoordt Petrus dat hij dat doet. In onze Nederlandse Bijbel lijkt het erop dat de vragen van Jezus en de antwoorden van Petrus elke keer hetzelfde zijn. Maar in zijn eerste twee vragen aan Petrus, gebruikt Jezus agape, de liefde die nooit zal falen. En Petrus antwoordt met het woord philos, menselijke genegenheid. Maar als Jezus de derde keer aan ​​Petrus vraagt of hij Hem liefheeft, gebruikt Hij philos. Het is alsof Jezus zegt: “Petrus, is dit de enige soort liefde die je voor mij hebt, deze onbetrouwbare menselijke liefde?” Geen wonder dat Petrus overstuur raakt! Maar hij is nu echt bekeerd en heeft alle vertrouwen in zichzelf verloren. In nederigheid antwoordt hij: “Heer, u weet alle dingen, U weet dat ik U liefheb (phileo)”(vers 17). Deze veranderlijke, onbetrouwbare philos is de enige soort liefde die wij mensen in en van onszelf kunnen voortbrengen.

In compleet contrast echter is Gods agape liefde die onveranderlijk is. Tegen de ontrouwe Joden, verklaarde God, “Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde” (Jeremia 31:3). In de klassieke beschrijving door Paulus van goddelijke liefde, “(agape) de liefde vergaat nimmermeer” (1Korintiërs 13:8), demonstreerde Jezus dit buiten alle twijfel aan het kruis, toen Hij de Zijnen, die Hij in de wereld liefhad, liefgehad heeft tot het einde. Nu liet hij hen de (agapao) de volle omvang van zijn liefde zien (Johannes 13:1).

Wanneer we deze onveranderende, onveranderlijke aard van Gods liefde voor ons beseffen, zullen we “geworteld en gegrond worden in de liefde (agape)” (Efeziërs 3:17). We zullen met Paulus kunnen zeggen,

“Wie zal ons scheiden van de liefde (agape) van Christus?.......Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde (agape) van God, welke is in Christus Jezus, onze Here. (Romeinen 8:35,38,39).

3. Menselijke liefde is op z’n best op zichzelf gericht. Omdat wij van nature egocentrisch zijn, is alles wat we doen of denken in en van onszelf, besmet met eigenliefde of egoïsme. Sociaal, politiek, academisch, materieel, economisch, zelfs religieus, zijn we allemaal slaven van “onze eigen weg” (Jesaja 53:6; Filippenzen 2:21). Zoals we in het vorige hoofdstuk zagen, zijn we allemaal gevormd in “ongerechtigheid”, dat wil zeggen, we zijn misvormd in de richting van onszelf. Daarom schieten we allemaal, zonder uitzondering, tekort aan de heerlijkheid van God, Zijn agape liefde (Romeinen 3:23).

Gods liefde is precies het tegenovergestelde. Het is zelfopofferend, en zichzelf gevend. Daarom klampte Christus zich niet vast aan Zijn gelijkheid met de Vader, maar heeft Zichzelf ontledigd en werd Gods slaaf, gehoorzaam geworden tot de dood aan een kruis (Filippenzen 2:6-8). Tijdens Zijn hele leven op aarde, toonde Jezus Zijn Vaders agape liefde. Dit is “de glorie van de eniggeborene des Vaders,” dat de discipelen in Hem zagen (Johannes 1:14). Hij leefde voor het welzijn van anderen; Hij werd waarachtig arm voor ons bestwil, dat wij, door Zijn armoede, rijk zouden worden (2 Korintiërs 8:9).

Er is geen eigenliefde in Gods liefde. Deze liefde, tot stand gebracht door de Heilige Geest in het leven van christenen, is het meest krachtige getuigenis van de veranderende, reddende kracht van het evangelie (Johannes 13:34, 35).

De hoogste openbaring van Gods zelfopofferende liefde werd gedemonstreerd aan het kruis toen Jezus Christus de tweede dood stierf voor de gehele mensheid (Hebreeën 2:9). Deze tweede dood is de volledige beëindiging van het leven, het is het afscheid van het leven voor eeuwig. Het is duidelijk dat dit de dood is die Jezus voor ons onderging, aangezien christenen die gerechtvaardigd zijn in Christus de eerste dood  (de “slaap” dood) nog moeten sterven, maar zullen worden vrijgesteld van de tweede dood  (Openbaring 20:6). Aan het kruis was Jezus bereid om voor altijd te worden beroofd van het leven, niet alleen voor drie dagen, zodat wij in Zijn plaats zouden kunnen leven. Dergelijke zelfontledegende liefde transformeerde Zijn discipelen. Vóór het kruis, werden ze gedomineerd door eigenbelang (Lucas 22:24). Na het kruis waren ze bereid om het voorbeeld van Jezus te volgen en zichzelf op te offeren voor anderen. Op dezelfde manier, zullen wij ook veranderd worden als we de zelfopofferende liefde van Jezus zien schijnen vanuit het kruis (2 Korintiërs 5:14, 15).

Dus samengevat: menselijke liefde is voorwaardelijk; Gods liefde is onvoorwaardelijk. Onze menselijke liefde is veranderlijk; Gods liefde is onveranderlijk. Onze menselijke liefde is op onszelf gericht; Gods liefde is zelfopofferend. Niet voordat we deze drievoudige kwaliteit van Gods agape liefde erkennen zal het evangelie onvoorwaardelijk goed nieuws voor ons zijn. En niet totdat we “geworteld en gegrond” zijn in Zijn agape liefde zullen we in staat zijn om alle angst te verdrijven en Hem dienen uit onzelfzuchtige motieven (1 Johannes 4:7, 12, 16-18).

Agape en de grote strijd

De rebellie van satan tegen God in de hemel was, in werkelijkheid, een opstand tegen Gods agape liefde, wat het beginsel van de wet was (Matteüs 22:36-40; Romeinen 13:10; Galaten 5:13,14). Lucifer vond het idee dat liefde (agape) “niet zichzelf zoekt” (1 Korintiërs 13:5 te beperkend. Hij kwam in opstand en introduceerde het principe van eigenliefde of eros (Ezechiël 28:15; Jesaja 14:12-14). Sinds zijn val, heeft satan het concept van zelfopofferende liefde gehaat. Toen God dit principe  in het menselijke ras herstelde door de prediking van het evangelie, vocht satan er natuurlijk met al zijn macht tegen (Openbaring 12:10-12). Het allereerste wat hij in de christelijke kerk aanviel was niet de sabbat of de toestand van de doden. Zijn aanvallen tegen deze waarheden kwamen later, maar hij richtte zich eerst op het begrip van Gods agape liefde.

Nadat de apostelen van het toneel verdwenen waren, viel de leiding van de christelijke kerk in handen van de kerk “vaders.” De meeste van deze mannen waren van Griekse oorsprong, en ze voelden zich beledigd dat de nieuwtestamentische schrijvers genegeerd hadden wat zij de hoogste vorm van liefde - Plato's “hemelse eros “- achtten, in het voordeel van een onduidelijk agape. Ze vonden dat, omdat de apostelen van Jezus allemaal Joden waren (met uitzondering van Lucas), zij de Griekse taal niet echt begrepen en dat een correctie moest worden gemaakt.

Marcion, die rond 160 na Chr. overleed, was de eerste om een verandering te proberen. Vervolgens Origenes, die in het jaar 254 stierf, veranderde eigenlijk de sublieme verklaring van Johannes, “God is liefde (agape)” naar “God is liefde (eros)”  De strijd was echter niet het einde. Hij bleef doorgaan tot de tijd van Augustinus, bisschop van Hippo in Noord-Afrika tijdens de vierde eeuw na Christus, hij was één van de grote “vaders” van de rooms-katholieke theologie.

Augustinus besefte hoe zinloos het was gewoon agape te vervangen door eros . In plaats daarvan, deed hij iets veel slimmers en gevaarlijker. Met behulp van argumenten uit de Griekse logica, combineerde hij het ​​begrip agape met het idee van eros en produceerde een synthese die hij in het Latijn caritas noemde. (Dit is de bron van het Engelse woord liefdadigheid, dat is het woord in de King James versie van de Bijbel dat het vaakst gebruikt wordt om agape te vertalen).

Het Christendom aanvaardde deze formulering van Augustinus, en caritas werd de belangrijkste definitie van goddelijke en christelijke liefde in de rooms-katholieke theologie. Daar het idee van Augustines een mengeling van agape en eros was, werd het evangelie van “niet ik, maar Christus” (Galaten 2:20) veranderd in “ik plus Christus.” Dit begrip van het evangelie komt vandaag de dag nog steeds voor. Op het moment dat de zuivere betekenis van agape werd beschadigd, werd het evangelie met eigenliefde vermengd, en de christelijke kerk verloor zijn macht en werd in duisternis gehuld. Pas tijdens de Reformatie van de zestiende eeuw, toen Maarten Luther het probleem besefte en probeerde de synthese van Augustinus ongedaan te maken, begon het licht van het zuivere evangelie opnieuw tevoorschijn te komen. Helaas, tast de christelijke kerk van vandaag de dag nog steeds grotendeels in het duister, in een poging om de ware betekenis van  agape en daardoor het evangelie te begrijpen.

De drie evangeliën

Zo zien we dat de drie begrippen van liefde zijn: eros, of eigenliefde, agape, of zelfopofferende liefde en caritas, dat een mengsel is van eigenliefde en zelfopofferende liefde. Elk van deze begrippen van liefde heeft haar eigen evangelie voortgebracht.

De verschillende godsdiensten van de heidenen zijn doordrenkt van eros, of eigenliefde, gebaseerd op een evangelie van werken. Zoals de Griekse filosoof Aristoteles schreef: “Verlossing is de beweging van het schepsel naar God.” Plato  geloofde ook dat God alleen de beminnelijken redt. Het eros evangelie leert ons dat de mens zich moet redden door God te behagen door offers en goede werken. Dit is wetticisme, of verlossing door werken. Het is de basis van alle niet-christelijke godsdiensten.

Het evangelie op basis van caritas leert ons dat we eerst moeten laten zien door onze goede werken dat we gered willen worden, dan, als God dit bewijsmateriaal ziet, zal Hij ons halverwege tegemoet komen en ons verlossen. Met andere woorden, we moeten ons best doen om aan Gods ideaal te voldoen, en Christus zal het verschil goedmaken. De christenen in Galatië vielen in deze val (Galaten 3:1-3), en zo ook nu nog veel christenen. Het evangelie van geloof plus werken, of rechtvaardigmaking plus heiligmaking, is de kern van de rooms-katholieke theologie. Het is een subtiele vorm van wetticisme.

Het evangelie van de Schrift is echter noch het eros evangelie noch het caritas evangelie. Volledig in strijd met wat de apostelen onderwezen dat, terwijl we hulpeloos waren, goddeloze zondaars - zelfs “vijanden” - God  Zijn agape liefde jegens ons toonde door de dood van Zijn Zoon Jezus Christus, en dat die dood ons volledig met Hem heeft verzoend (Romeinen 5:6-10). Dit is de duidelijke leer van het Nieuwe Testament over het evangelie (Johannes 3:16; Efeziërs 2:1-6; 1 Timoteüs 1:15; Titus 3:3-5). Het volgende diagram geeft deze drie concurrerende evangeliën weer:

 EROS 
redding door 
Werken 

GOD 




MENS

 CARITAS 
Redding door 
geloof en werken 

GOD 




MENS

 AGAPE 
Redding door 
genade alleen 

GOD 




MENS

 

Zowel het eros evangelie en het caritas evangelie kunnen worden omschreven als alleen voorwaardelijk goed nieuws. Elk ervan hangt af van het vervullen van zekere  voorwaarden voordat God Zijn genade aan ons geeft. Alleen het agape evangelie is onvoorwaardelijk goed nieuws, rust uitsluitend op Gods onverdiende gunst. Dat is de reden waarom dit evangelie de wereld op zijn kop zette toen de apostelen de heerlijke boodschap van het heil in Jezus Christus gingen verkondigen (Handelingen 17:6). Dit is hetzelfde evangelie dat de wereld vandaag zo dringend nodig heeft om te horen. Dit is het evangelie dat de aarde zal verlichten met Gods heerlijkheid vóór het einde komt (Matteüs 24:14; Openbaring 14:6-15; 18:1).

Agape en eigenwaarde

Een van de gevolgen van de zonde in ons leven is dat het de neiging heeft om een  ​​gevoel van minderwaardigheid te geven. Onze moderne, complexe wereld met zijn concurrerende levensstijl heeft dit probleem vergroot. Een gevolg is dat de mensen in de geestelijke gezondheid meer werk hebben dan ooit. Ik wil niet de waarde van geestelijke adviezen in bepaalde situaties minimaliseren. Maar ik hoop dat u in dit boek kennis kunt maken met de “Wonderbare Raadsman” (Jesaja 9:6), die alleen over een permanente oplossing voor een laag zelfbeeld beschikt.

Zoals we al gezien hebben in hoofdstuk 1, hecht de Bijbel weinig waarde aan onze zondige menselijke natuur. Jezus zei tegen Nicodemus, wiens religie zoveel nadruk legde op menselijke prestatie, “wat uit het vlees geboren is, is vlees” (Johannes 3:6). Deze opmerking van Jezus betekende dat onze menselijke natuur op zich niet iets dat God goed of verdienstelijk beschouwt kan produceren (Romeinen 7:18). Alles wat we doen, in en van onszelf, is verontreinigd met egoïsme. Daarom is er geen één die goed is, niemand die rechtvaardig is, afgezien van Jezus Christus  (Romeinen 3:10-12).

Daarom waarschuwde Paulus de christenen van Filippi geen vertrouwen in het vlees te hebben (Filippenzen 3:3). Natuurlijk is dit alles verwoestend voor het menselijke ego. Het maakt het erg moeilijk voor ons om onszelf onder ogen te komen, en nog veel minder onder Gods ogen. Het resultaat is een slecht zelfbeeld, een minderwaardigheidsgevoel. Maar de Bijbel heeft ook goed nieuws voor ons, en dat goede nieuws is Gods onvoorwaardelijke agape liefde. De enige permanente oplossing voor het probleem van een laag zelfbeeld is een duidelijk begrip van Gods onvoorwaardelijke liefde en Zijn reddende genade in Jezus Christus. Hij verklaart door Jesaja dat, ondanks onze zondigheid, Hij ons kostbaarder dan het fijnste goud van Ofir zal maken (Jesaja 13:12). En Hij heeft dat gedaan in Jezus Christus, zoals we zullen zien in het volgende hoofdstuk.


Belangrijkste punten in hoofdstuk 2 
• Gods verlossende liefde •

Liefde is niet alleen één van Gods eigenschappen, het is de essentie van Zijn natuur. God is liefde (Johannes 4:8,16).

Zelfs Zijn wet en Zijn toorn - - We moeten alles over God begrijpen in de context van Zijn liefde (Matteüs 22:36-40; Romeinen 1:18-32).

De basis van onze redding is te vinden in Gods aard van liefde (Johannes 3:16; Efeziërs 2:4-7; Titus 3:3-5).

Het Nieuwe Testament gebruikt het Griekse woord agape om Gods liefde te beschrijven. Gods agape liefde verschilt van menselijke liefde op ten minste drie manieren:

Menselijke liefde is voorwaardelijk; Gods liefde is onvoorwaardelijk. Het stroomt van Hem onafhankelijk van onze goedheid of eigenwaarde (Handelingen 15:11; Efeziërs 1:7; 2:8,9; Titus 1:14).

Menselijke liefde is veranderlijk; Gods liefde is onveranderlijk. Zijn liefde faalt nooit (Jeremia 31:3; Romeinen 8:35-39; 1 Korintiërs 13:8).

Menselijke liefde is zelfzuchtig; Gods liefde is zelfopofferend (Filippenzen 2:6-8).

De hoogste openbaring van Gods onvoorwaardelijke, onveranderlijke, zelfopofferende liefde werd gedemonstreerd toen Jezus de tweede dood aan het kruis stierf voor de hele mensheid (Romeinen 5:8; Hebreeën 2:9).

Drie begrippen van liefde hebben aanleiding gegeven tot drie opvattingen van het evangelie:

Verlossing door werken. Dit “evangelie” is gebaseerd op eigenliefde, dat wil zeggen, mensen moeten zichzelf redden door God te behagen door goede werken te doen. Dit is wetticisme, en het is de basis van alle niet-christelijke godsdiensten.

Verlossing door geloof plus werken. Dit “evangelie” is gebaseerd op een combinatie van eigenliefde en zelfopofferende liefde, dat wil zeggen, we moeten eerst laten zien door onze goede werken dat we gered willen worden, dan zal God ons halverwege tegemoet komen en ons verlossen. Het “evangelie” van geloof plus werken is de kern van de rooms-katholieke theologie, het is een subtiele vorm van wetticisme.

Verlossing door genade alleen. Dit evangelie is gebaseerd op de zelfopofferende liefde (agape), dat is, terwijl we hulpeloze, goddeloze zondaars waren, God Zijn liefde voor ons toonde door de dood van Jezus Christus, en door die dood zijn we volledig met Hem verzoend. Dit is de duidelijke leer van het Nieuwe Testament (Johannes 3:16; Romeinen 5:6-10; Efeziërs 2:1-6; 1 Timoteüs 1:15).