Balak en Bileam

 

Als het volk van Israël vanuit Egypte door de woestijn getrokken is, en de veertig jaar van hun omzwervingen bijna voorbij zijn, arriveren zij ten Oosten van de Dode zee. Daar wonen de Moabieten, de nakomelingen van de zoon van Lot, de neef van Abraham. Israël vraagt beleefd of zij tegen betaling door het land mogen trekken maar koning Balak weigert dat. Als Balak de grote menigte van Israël ziet wordt hij bang, en besluit om het te laten vervloeken door een bekende profeet. Bileam Is een bekend profeet, hij communiceert met God, die hem de toekomst openbaart. Balak stuurt dienaren naar hem toe om hem met veel geld over te halen het volk te vervloeken. Als hij al dat geld ziet wordt hij hebzuchtig, en hoewel hij weet dat hij niet moet gaan, vraagt hij God om toestemming. Nadat hij van God te horen heeft gekregen dat hij niet mee mag, gaan de hovelingen naar Balak terug. Balak neemt geen genoegen met dit antwoord, hij probeert het opnieuw, met meer geld en hogere ambtenaren. Bileam dringt aan bij God om toestemming en krijgt die ook, op voorwaarde dat hij slechts zal zeggen wat God hem in de mond legt.

 

De reis

De volgende morgen zadelt Bileam de ezelin en gaat op weg. Hoewel God hem de toestemming gaf, is Hij niet blij met wat Bileam denkt te gaan doen. God waarschuwt Bileam driemaal, doordat zijn ezelin weigert om verder te gaan. Het is pas de derde keer dat God zijn ogen opent, als Hij door de mond van de ezelin tot hem spreekt, dan ziet hij ook de Engel die zijn weg verspert.  

De Engel is Christus zelf, die probeert Bileam te overtuigen dat deze weg naar zijn ondergang leidt. Het is uit angst dat Bileam aanbiedt om weer terug te gaan, maar God vertelt hem door te gaan en slechts te spreken wat Hij hem in de mond legt. Balak laat op aanwijzing van Bileam zeven altaren bouwen, hij offert daarop zeven stieren en zeven rammen. Dan spreekt Bileam de woorden die God hem gezegd heeft maar dit is een zegen en geen vloek. Balak is daarover zeer teleurgesteld, hij wil het opnieuw proberen, op een andere plek. Tot driemaal toe proberen zij het en tot driemaal toe zegent Bileam het volk. Deze zegeningen hebben iedere keer een profetische lading, de laatste profetie die Bileam uitspreekt is een messiaanse profetie. Deze profetie staat in Numeri 24:17 : Er zal een Ster opgaan uit Jakob. Die profetie wordt letterlijk vervuld, wanneer deze Ster de wijzen uit het Oosten naar Bethlehem leidt.

 

De verleiding

Hoofdstuk 24:25 van Numeri zegt dat Bileam en Balak  hun eigen weg gingen, ieder naar zijn huis. Maar uit Openbaring, het tweede hoofdstuk het veertiende vers, weten wij, dat hij weer terug komt en als advies aan Balak zegt, dat hij een feest moet maken voor zijn afgoden en daar de Israëlieten bij moet uitnodigen. Deze afgodische feesten gingen gepaard met seksuele uitspattingen, en het eten van voedsel dat aan de afgoden was geofferd. Een deel van de Israëlieten lieten zich verleiden om daaraan mee te doen, dat ging ten koste van vier en twintig duizend doden in Israël. Zij die veertig jaar het manna van God hadden gegeten, het engelen voedsel, verlagen zich nu tot het eten van voedsel wat aan satanische geesten is geofferd. Hebben zij dan niets geleerd?

 

De vergelding

Het volk van Israël maakt zich op om zich op hun vijanden de Moabieten te wreken. In de oorlog die volgt is Bileam een van de slachtoffers.

Een fictief verhaal zegt het volgende. Bileam rijdt op zijn ezelin naar zijn huis, waar hij bemerkt dat God hem heeft verlaten en dat zijn gave om in de toekomst te zien van hem is weggenomen. Hij die zo van geld en aanzien hield is nu zonder aanzien en zonder mogelijkheid om geld te vergaren. Hij laat alle ideeën over God en Zijn wetten varen, hij zadelt zijn ezelin opnieuw en gaat terug naar Balak. Hij biedt Balak opnieuw zijn diensten aan en als zijn adviezen goed uitpakken, overstelpt Balak hem met zilver en goud. Als hij ziet dat er oorlog dreigt, laadt hij al zijn bezittingen op zijn ezelin en probeert weg te komen, voordat hij in gevaar komt. Door het grote gewicht van het goud en het zilver, komt hij slechts zeer langzaam vooruit, zodat hij wordt achterhaald. Als hij het leger van Israël ziet komen, kan hij slechts vluchten, als hij al zijn goud en zilver achter laat, maar dat kan hij niet. Als de situatie hopeloos wordt, neemt hij een stuk touw en hangt zich op aan een boom, maar wel zo dicht mogelijk bij zijn geld.

 

Wat doen wij hiermee?

In het nieuwe testament, zien wij een zelfde ontwikkeling in het karakter van Judas, met precies een zelfde einde. Ook hij jaagt naar aardse bezittingen en ook hij verliest niet alleen zijn tijdelijke maar ook zijn eeuwige leven.

Het is niet voor niets dat Openbaring twee, vers veertien naar Bileam verwijst. Ook in de gemeente van Pergamum waren er gelovigen binnen de gemeente van Christus die dachten financieel beter af te zijn als zij af en toe mee deden aan die heidense maaltijden, het gaf hen aanzien, zij werden dan als (normale) mensen gezien, in plaats van die goddeloze Christenen, die de keizer niet als een god wilden eren, en ook geen zichtbare goden hadden.

Ook vandaag kunnen wij kiezen, ons honderd procent voeden met wat het woord van God ons biedt, of een beetje werelds en een beetje bijbels voedsel. Je kunt niet een beetje Christen zijn. Een beetje Christen is een hele wereldling.

De keus is aan ons, kies voor geld, aanzien en een makkelijk leven, met desnoods een geestelijk sausje, of wees een volgeling van Christus en leidt smaad, hoon en vervolging. Een makkelijke keus?

 

Piet Westein