Absalom en Salomo

Absalom en Salomo

David krijgt bij verschillende vrouwen een aantal zonen. Als wij er twee uitlichten, Absalom en Salomo, dan valt ons vooral de naam verwantschap op. In beide namen vinden wij het woord sjaloom, dat vrede betekent, terug. David verwekt Salomo bij de vrouw die hij ten onrechte van zijn buurman heeft genomen, Bathseba, wat zoveel betekent als de welige of de mooie vrouw. Het kind dat verwekt wordt uit dit overspel, sterft na zeven dagen ziek te zijn geweest. Als Bathseba weer zwanger wordt en opnieuw een zoon baart noemt zij hem Salomo.

 

Maar de profeet Nathan, door God gezonden, geeft hem de naam Jedidja, en dat betekent, geliefd door God. Hij is een van de weinige mensen die door God geëerd worden met een door Hemzelf gegeven naam. Het leven van deze twee mannen ontvouwt zich in tegenovergestelde richting, Salomo wordt een koning over koningen, en Absalom sterft in zijn poging om het koningschap met geweld te veroveren en zijn vader te doden.

 

Het is Salomo die uiteindelijk de tempel van God bouwt, en wijsheid verzamelt in het boek Spreuken. Zijn wijsheid, die hij van God kreeg was over de hele wereld bekend, zijn rijk strekte zich uit van Egypte tot de Eufraat, alle koningen van het Midden Oosten dienden hem, hij was zeer rijk aan goud en zilver. Alle wijsheid en rijkdom en aanzien had hij van God gekregen om het volk van God te leiden en de kennis van de enig ware God te verbreiden over de hele aarde.   

 

Absalom als beeld van satan

De geschiedenis van Absalom is tragisch. Hij wordt geboren als zoon van een koning die zielsveel van hem houdt. Zijn vader gaat zover dat hij hem al zijn zonden vergeeft, en als Absalom eindelijk sterft roept zijn vader uit: Absalom was ik maar in jouw plaats gestorven. Hoe is  Absalom hier een beeld van satan? Zijn beschrijving in het veertiende hoofdstuk van 2 Samuel vanaf vers 25 zegt dat er geen man was die zo mooi was als Absalom, van zijn hoofdschedel tot zijn voetzool was er geen gebrek aan hem, hij had haar dat zo mooi was en zo snel groeide dat als hij het na een jaar liet afscheren omdat het te zwaar werd hij het liet wegen, het woog dan 200 sikkels ( plus minus twee kilo). Het was satan die ook door God als de mooiste van al Zijn schepselen was gemaakt, ook hij was daar trots op en dacht het koningschap van God te kunnen nemen

 

Absalom begon net als satan in het geheim een opstand tegen zijn vader voor te bereiden. Hij begon met het zaaien van twijfel over de rechtvaardigheid van de uitspraken van zijn vader als rechter van het volk, hij vertelde het volk dat als hij koning zou zijn hij betere wetten zou geven en rechtvaardiger zou handelen. Als de opstand eenmaal vorm aanneemt, vlucht David voor zijn zoon, omdat hij niet wil dat er in Jeruzalem, (de sjaloom stad,) wordt gevochten. Het grootste deel van het volk kiest voor de opstandeling Absalom, slechts een klein deel van het leger blijft David trouw.

 

Als het uiteindelijk tot een strijd komt is het David en zijn leger dat overwint. Absalom sterft doordat zijn haar, waar hij zo trots op was, verward raakt in een boom. Als men de koning meedeelt dat zijn zoon gestorven is in de strijd, roept hij uit: Absalom was ik maar in jouw plaats gestorven. Hier zien wij een beeld van wat God lijdt als wij Zijn aanbod van vergeving afwijzen. Als Jezus op de Olijfberg staat en naar Jeruzalem kijkt roept hij: Jeruzalem, Jeruzalem, hoe vaak heb Ik je willen vergaderen als een hen haar kuikens maar je hebt niet gewild. Ook David staat op de olijfberg en weent als hij moet vluchten voor zijn zoon. Zo zien wij een aantal paralellen in de strijd van God met Zijn volk en David met zijn zoon.

 

De verloren zoon en Absalom

In de gelijkenis van de verloren zoon, zien wij iemand die net als Absalom in opstand is gekomen tegen zijn vader, en die misbruik heeft gemaakt van de liefde van hem die hem alles heeft gegeven, inclusief zijn leven. De uitkomst van deze gelijkenis is voor ons veel belovend want ook wij hebben te maken met een Vader die vergeeft, en ons toeroept: mijn zoon Ik ben ook voor jou gestorven. In het geval van de verloren zoon zien wij iemand die zich bekeert, hij heeft niets goeds gedaan waarop hij zich kan beroepen, ook van Absalom staan geen goede daden bekend die hem acceptabel maken voor zijn vader. Waar wij bij de verloren zoon een erkennen van zijn onwaardigheid zien daar is bij Absalom een afwijzing van de liefde van zijn vader. Het is kennelijk aan ons om de liefde en de vergevingsgezindheid van de Vader te accepteren of te verwerpen. Als Absalom zich na zijn opstand overgegeven had aan zijn vader had die hem zijn zonde vergeven en had hij als prins verder kunnen leven, maar hij wilde net als satan zijn troon boven die van zijn vader stellen en de aanbidding van iedereen voor hem zelfI

 

Toepassing

Als wij naar de gelijkenis van de verloren zoon kijken niet als een verhaal over twee zonen, maar als een geschiedenis van twee religieuze machten, dan krijgt deze gelijkenis een heel andere lading. De oudste zoon wordt dan het volk Israël, en de jongste het volk van God uit de heidenen. De heidenen kunnen geen enkel recht doen gelden op de liefde en vergevingsgezindheid van God.

Zij hebben zijn wetten overtreden, en hebben met hun rug naar Hem toegeleefd. Zo hebben de toehoorders het in de tijd van Jezus waarschijnlijk ook verstaan. Op het vlak van onze persoonlijke beleving ligt de zaak nog anders.

Wij die het evangelie aangenomen hebben, zijn wij nu de oudste zoon die nauwgezet naar de wetten van God leven, en recht denken te hebben op de liefde van de vader, of denken wij nog steeds de jongste zoon te zijn die de liefde van God om niet krijgt?


Deze vragen zijn niet makkelijk op te lossen. Wij bevinden ons in verschillende levensfases in de positie van jongste of de oudste zoon. Het is zelfs mogelijk dat de jongste en de oudste zoon in ons om de oppermacht strijden, en dat ons karakter mede gevormd wordt door wie van die twee de overhand krijgt. In ons leven zal die strijd doorgaan totdat de dag van de wederkomst daar is en wij allen oudste en jongste zoon worden uitgenodigd op dat grote feest bij de Vader. Het is aan ons om op die uitnodiging in te gaan of hem af te wijzen. Het is mijn hoop dat en u, en ik die uitnodiging aan zullen nemen. Niet alleen dan, maar ook nu al.

 

Piet Westein