05. Zacharia - Jozua en de Spruit

Jozua en de Spruit

 

In hoofdstuk drie krijgt Zacharia een nieuw visioen. Hij ziet de hogepriester Jozua, die voor de Engel van de Heer staat. Als dat Engel van de Heer met een hoofdletter wordt geschreven, dan verwijst dat niet naar een (gewone) engel, maar naar een verschijning van de Zoon van God in een waarneembare vorm. Jozua staat daar niet alleen, satan staat aan de rechter zijde van de hogepriester, om hem voor God aan te klagen. Satan komt echter niet ver met zijn aanklacht, hijzelf wordt door de Engel des Heren aangeklaagd. De Engel zegt: De Here bestraffe u satan, de Here die Jeruzalem verkiest, bestraffe u: is deze niet een brandhout uit het vuur gerukt? Want Jozua stond daar, in dit visioen, met vuile kleren.

 

De Engel van de Heer begint opnieuw te spreken, en zegt: Trek hem de vuile kleren uit. Daarna spreekt hij tot Jozua zelf: nu heb ik je ongerechtigheid van je weggenomen, daarna zal Ik u feest kleren aandoen. Zacharia neemt nu zelf het woord, en zegt: Laten ze een reine tulband op zijn hoofd zetten. Toen zetten zij een reine tulband op het hoofd van de hogepriester Jozua, ook trokken zij hem een staatsiegewaad aan (een koningsmantel). En dat terwijl de Engel van de Heer er bij stond.

 

De opdracht

Hierna begint de Engel van de Heer opnieuw te spreken, Hij zegt: Zo spreekt de Here der Heerscharen: Als je in Mijn wegen wandelt en de door Mij opgedragen taak waarneemt, dan zal je zowel Mijn huis richten, alsook Mijn voorhoven bewaken. Ook zal Ik je doen verkeren onder hen die hier staan. Luister goed Jozua, jij en je metgezellen die voor je zitten, zijn immers mannen die als een wonderteken (Profetie) dienen. Weet dan zeker, dat Ik mijn knecht, de Spruit, zal sturen. Let goed op, de steen die Ik voor Jozua neerleg, op die ene steen zijn zeven ogen, en Ikzelf zal het graveersel er in graveren. Ik zal op één dag de ongerechtigheid van dit land wegdoen. In die dagen zullen jullie elkaar uitnodigen onder jullie vijgenboom en onder jullie wijnstok.

 

Wat doen wij hiermee?

Dit hoofdstuk begint met het woord, vervolgens. Dit betekent, dat deze profetie volgt op de vorige. De vorige profetie is een oproep om uit Babel te vluchten, wat in die tijd letterlijk was, maar nu in onze tijd betekent het, het uittrekken uit alle niet Bijbelse religies. Jozua was in die tijd de hogepriester, en als zodanig, vertegenwoordigde hij het hele volk voor de rechterstoel van God. Daar het een visioen is, heeft het minimaal twee toepassingen voor de toekomst. Ten eerste was daar de tijd van de hogepriester Jozua zelf. Het volk van Israël was zondig, daarom zien wij de vertegenwoordiger van het volk, Jozua, in vuile kleren, die een beeld zijn van de zonden van het volk.

 

 De grote tegenstander van God en Zijn volk staat altijd klaar om hen voor God aan te klagen. Ook heeft hij geen ongelijk, zij waren zondig. Het is pas als God hun ongerechtigheid wegneemt, hun vuile kleren wegneemt en hen schone kleren aandoet, (de klederen van Christus gerechtigheid) dat zij rein zijn. Zij worden hier niet rein gemaakt, maar zij worden rein verklaard. In één stap worden zij in plaats van zondaars, als heiligen gerekend door God. Volgens Zacharia mankeert er echter nog iets aan die heiligheid. Hij zegt dat zij bij Jozua, ook een reine tulband op zijn hoofd moeten zetten. Het is kennelijk niet genoeg als wij de klederen van Jezus gerechtigheid dragen, wij moeten niet alleen uiterlijk die klederen aantrekken, maar wij moeten ook in ons denken vernieuwd worden (de tulband staat voor ons denken). Die tulband op het hoofd van Jozua staat voor onze dagelijkse bekering. Ja, wij zijn ieder moment van de dag rein in Gods ogen, als wij ons bekeerd hebben, maar wij moeten dagelijks voor dat koninkrijk van God kiezen.

 

Een koninklijk priesterschap

De belofte die de Engel in vers zeven aan Jozua geeft kan niet specifiek voor hém bedoeld zijn. Het zegt daar dat als hij in Gods wegen zou wandelen, dan zou hij het volk richten (koning zijn) en Gods voorhoven bewaken (hogepriester zijn). In Israël kon men koning worden als men uit de stam van Juda kwam, uit het geslacht van David. Wilde men net als Jozua (hoge)priester zijn, dan moest men uit de stam van Levi zijn uit de familie van Aäron. Men kon nooit én koning én hogepriester zijn.

 

Deze Spruit, (ook wel twijg, loot of rijsje) is dan ook niet anders dan een verwijzing naar de komst van de Messias. Hij zou wel én Koning én (Hoge) priester zijn. In Hem zouden alle messiaanse beloften in vervulling gaan. De naam van de hogepriester in het boek Zacharia, Jozua, wijst daar al op. Jozua is de Hebreeuwse naam van Jezus (Jehosjoea).

Dit is echter niet de laatste uitleg. Zowel Petrus als Paulus vertellen ons dat wij, de gelovigen in Christus, ook een koninklijk priesterschap zijn. Dat maakt deze profetie tegelijk een eindtijd profetie.

 

De ogen

Er is verder in deze profetie sprake van een steen waar zeven ogen op staan. Er wordt bij gezegd dat God er zelf het graveersel op zal schrijven. De ogen die wij op die steen zien, komen vaak in de profetie voor. Zij staan voor de alwetendheid van God, Zijn ogen gaan door de ganse schepping. Wat is dat graveersel? Dat het te maken heeft met het oordeel blijkt uit het feit dat als wij de vinger van God zien graveren, het altijd te maken heeft met de wet (de berg Sinaï), het oordeel (Daniël vijf, het schrift op de wand) of de verlossing, de vrouw, in overspel gegrepen. De belofte voor ons die in de eindtijd leven is, dat de wet in ons hart en in ons verstand zal worden geschreven. Dat zullen wij zeker niet zelf kunnen, dat moet wel door de vinger van God zijn (de Heilige Geest).

 

Wij hebben de Jozua gehad in de tijd van Mozes, hij bracht het letterlijke volk van Israël in een letterlijk Kanaän. Wij zien in het boek Zacharia ook een hogepriester Jozua die Israël ook weer terug brengt in het land van de belofte, en uiteindelijk zien wij de grote Jehosjoea die ons eens naar een hemels Kanaän zal brengen. Het is allemaal niet zo moeilijk, wij hoeven alleen maar de juiste Jozua te kiezen.

 

Piet Westein