39. David - Wie, o wie is de oorzaak van onze zonden
2 samuel 24
In 2 Samuël 24:1-2 staat dat GOD weer eens boos werd op het volk van Israël. Hij, de Schepper van hemel en aarde, vindt het nodig om David tegen zijn eigen volk op te zetten, zodat Hij, de Almachtige, een reden zou hebben om het volk te straffen. Er staat letterlijk: Hij, de HERE, zei: „Ga en tel Israël en Juda.” Toen de koning zijn krijgsoverste Joab bevel gaf die opdracht uit te voeren, kwam zijn generaal in opstand: „Dit kunt u niet maken, o Koning,” zei hij. „Ik hoop voor u dat uw leger nog honderdmaal zo groot zal worden, maar ik ga ze niet voor u tellen.” Maar hoe Joab ook tegenstribbelt, David houdt voet bij stuk. Uiteindelijk gaat Joab, zij het met de grootst mogelijke tegenzin.
Direct nadat David te horen krijgt dat hij 1.300.000 soldaten op de been kan brengen, krijgt hij wroeging. Hij buigt zich voor GOD neer en vraagt vergeving voor deze domme beslissing. GOD mag dan zijn zonden vergeven, maar de consequentie blijft: een driedagen durende pestgolf die 70.000 slachtoffers eist. Dit verhaal eindigt met de opmerking dat David het stuk grond koopt waar hij de verderfengel met het zwaard heeft zien staan. Dit blijkt de dorsvloer van een zekere Arauna te zijn. Hier bouwt David een altaar en brengt hij een brandoffer voor GOD. Daarna houdt de pestgolf op met woeden.
Is het nu GOD of toch de duivel die ons aanzet om te zondigen?
Als wij niet meer informatie hadden over deze geschiedenis, zouden wij een wel zeer vreemd idee kunnen krijgen over onze Schepper. Wij zouden nauwelijks Zijn karakter van dat van satan kunnen onderscheiden. Het is maar goed dat de meeste Bijbels uitgerust zijn met verwijsteksten. Als wij dezezelfde geschiedenis namelijk lezen in het boek Kronieken 21, dan staat er in de eerste verzen dat het satan is die David aanzet om het volk te tellen. Hier zien wij duidelijk dat het satan is die zich tegen Israël, het volk van GOD, keert. Dit lijkt een meer begrijpelijke oorzaak van deze volkstelling en van de zonde die David begaat.
Het is niet mijn schuld, de duivel heeft mij verleid
Is het zo dat wij dit argument kunnen gebruiken: de duivel heeft mij verleid en daarom heb ik gezondigd? Wat zou er gebeuren met onze vrije keuze als GOD of satan bepaalden wat wij deden? Natuurlijk ontken ik niet dat zowel de Geest van GOD als ook die van de tegenstander een invloed op onze besluitvorming hebben, maar dat is slechts nadat wij daarin hebben toegestemd.
Daarom is het terecht dat David tijdens deze vreselijke plaag, waar 70.000 mensen door stierven, in 2 Kronieken 21:17 uitroept en belijdt: „Was ik het niet die bevel gaf om het volk te tellen? Ja, ik ben het die gezondigd en zeer verderfelijk gehandeld heb, maar deze schapen, wat hebben zij gedaan?”
Hoe zullen wij voor GOD naderen nadat wij willens en wetens Zijn geboden hebben overtreden? In het geval van David zien wij dat hij zich niet naar de tabernakel van GOD spoedt, die al jaren op een heuvel te Gibeon staat. Want daar woont ook die vreselijke GOD met dat vernietigende zwaard, en daar durft hij op dat moment niet heen. Maar, je moet toch wat. Daarom bouwt hij een altaar op de dorsvloer van Arauna, daar waar hij de verderfengel heeft zien staan. En het blijkt nog te werken ook: de pestplaag die zijn volk teisterde houdt op.
Wat kost vergeving van onze zonden eigenlijk?
David wilde per se een offer brengen voor zijn zonden, en wel op de plaats waar hij de engel met zijn zwaard had zien staan. Maar die plaats behoorde aan Ornan [Arauna], en die was geen Israëliet. Hij was één van de oorspronkelijke bewoners van dit gebied, een Jebusiet. Als David naar de prijs van de dorsvloer vraagt, zegt Ornan: „Ik wil u deze dorsvloer geven, plus de runderen voor een brandoffer, de dorssleden kunt u nemen voor brandhout, en ik zal u ook tarwe geven als spijsoffer. Het hoeft u niets te kosten.”
David wijst die genereuze aanbieding af. Hij zegt: „Nee, ik wil je de volle prijs geven. Ik wil geen offer brengen dat mij niets kost.” Daarna staat er dat hij deze Ornan 600 sikkels goud betaalt. Dit was in die tijd een gigantisch bedrag. Wij kunnen dat misschien afzetten tegen het bedrag dat Abraham betaalde om een spelonk te kopen om zijn vrouw Sara te begraven, dat waren 400 sikkels zilver. Door de geschiedenis heen heeft goud altijd ongeveer achtmaal meer koopkracht gehad dan zilver; het was daarom een forse prijs.
Nu is dat getal 600 misschien een verwijzing naar de mensheid. Adam werd op de zesde dag geschapen. In de Openbaring van Johannes is het getal van de mens 666. Op de plek waar David zijn altaar neerzet, wordt in de tijd van zijn zoon Salomo de tempel gebouwd. Ook is dit de plaats waar Abraham zijn zoon Isaak zou offeren. Ik denk dat het offer dat David daar brengt een verwijzing is naar het offer dat GOD voor onze zonden bracht. Het aanbod van GOD aan ons is om onze zonden zonder enige betaling van onze kant op Zich te nemen. Aan de andere kant moeten wij wel eerst de tweede dood in CHRISTUS sterven.
Om de vraag te beantwoorden wat het ons kost om vergeving van zonden te krijgen, is het antwoord dubbel. Het kost ons niets, want GOD heeft in JEZUS de volle prijs voor onze zonde aan het kruis betaald. Het tweede deel dat echt bij het eerste hoort, is alles: zelfs ons leven als zondaar, want wij moeten in HEM de kruisdood ondergaan om in HEM ook weer op te staan en het eeuwige leven te hebben.
Nu blijft er voor ons de realiteit van alle dag: wij, Zijn kinderen, zijn in CHRISTUS gedoopt. Halleluja, wij zijn vrij van de zonde, de schuld en de dood waartoe de wet ons veroordeelt. Waarom tobben wij dan nog steeds iedere dag, en drukt die last van de zonde zo zwaar op ons? Laten wij liever het aanbod van GOD accepteren en Hem dagelijks van harte loven voor Zijn gift aan ons in Zijn Zoon.
Piet Westein (Tobber)
P.S.
Davids laatste woorden zijn, zoals wij dat alleen van David kunnen verwachten, een door GOD ingegeven danklied. Nadat hij zijn zoon Salomo heeft opgedragen een tempel voor GOD te bouwen, sterft hij.