37. Oordeel en Genade - Grote hervormingen onder Josia (2 Koningen 23)

37. Oordeel en Genade - Grote hervormingen onder Josia 

2 Koningen 23

 

In reactie op wat Josia in het wetboek van Mozes heeft gelezen, begint hij een grote hervorming. Heel Juda wordt bijeengeroepen. Alle mannen met een belangrijke functie moeten zich in Jeruzalem bij koning Josia melden. Wanneer iedereen op de voorhof van de tempel bijeen is, voor het aangezicht van de Heer, leest de koning ten aanhoren van heel het volk het wetboek voor, staande bij de zuil waar de koningen gewoonlijk werden gekroond.

Dit was een ongewoon plechtig moment. Toen de koning klaar was met voorlezen, vertelde hij zijn volk dat hij op deze woorden een verbond zou sluiten met de God van zijn vaderen. Hij zou zich geheel houden aan alles wat God door Zijn knecht Mozes in dit verbondsboek had laten schrijven. Toen het volk dit hoorde, riepen zij dat ook zij tot dit verbond zouden toetreden.

 

Geen woorden maar daden

De koning gaf onmiddellijk de opdracht om de tempel, net als in de tijd van zijn overgrootvader, te reinigen. Zijn grootvader Manasse en zijn vader Amon hadden de tempel zo ontwijd dat zij er zelfs beelden van de Baäl in hadden gezet om die te dienen en te aanbidden. Nu, op deze dag, worden deze beelden kapotgeslagen en naar de Kidronvallei gebracht om daar te worden verbrand. Zo wordt de tempel weer een plaats waar de Schepper God alleen wordt aanbeden.

Daar stopten de hervormingen niet. De verblijfplaatsen die men had gebouwd om daar de aan ontucht gewijde mannen te laten wonen, brak men af. Ook de plekken waar de vrouwen klederen voor Asjera weefden, kregen een andere functie. Koning Josia ging verder dan zijn overgrootvader Hizkia, hij slechttte de hoogten waar het volk placht te offeren. Alle priesters die zich schuldig hadden gemaakt aan het offeren aan de afgoden, verloren het recht om brandoffers te brengen op het altaar van God op de voorhof, hoewel zij nog wel het recht behielden om van de toonbroden te eten.

De koning liet ook het dal van Hinnom zo verontreinigen dat niemand daar meer zijn kinderen aan de Baäl kon offeren. Ook hadden de koningen vóór hem veel geld uitgegeven om beelden van paarden te laten maken, die gewijd waren aan de zon en die ook aanbeden konden worden. Ook deze beelden werden vernietigd om zo de zonaanbidding te stoppen, en de prachtige zonnewagen achter de paarden verbrandde hij.

 

Wat een goede vorst al niet kan bereiken!

Koning Josia wilde na zijn verbondssluiting het hele land reinigen van de afgodendienst die het land was binnengeslopen ten tijde van Salomo, die voor al die vreemde vrouwen die hij trouwde afgodstempels had laten bouwen. Er was geen god te vinden in het hele Midden-Oosten of er was wel een tempel voor gebouwd in of om Jeruzalem. Josia hield vol met het vernietigen hiervan tot er niet één over was.

Het bijzondere wat hij ook deed, was het vervullen van een profetie die was uitgesproken zo’n driehonderd jaar voor zijn geboorte, net na de scheuring van het rijk van Israël. Toen Jerobeam de eerste de gouden kalveren had laten maken om die in plaats van God te aanbidden, luidde de profetie dat er een nakomeling van David op de troon van Juda zou komen die dit altaar zou gebruiken om de beenderen van de afgodspriesters te verbranden.

Nu lag dat altaar eigenlijk in het gebied van de tien stammen van Israël, maar toch ging Josia ook daarheen om de profetie te doen uitkomen. Hij kon dat doen omdat de tienstammen tegen die tijd al waren weggevoerd in ballingschap. Toen Josia alle afgodstempels in heel Juda en Israël had afgebroken en het land vrij was van afgodendienst, ging hij terug naar Jeruzalem. Thuis aangekomen riep hij het volk op om het Paasfeest te komen vieren, omdat dat al generaties lang niet was gebeurd.

De dodenbezweerders en de waarzeggers waren voor dit feest niet uitgenodigd. Van hen wordt gezegd dat Jerobeam hen uit het land wegdeed, zoals het wetboek van Mozes vereiste. Ik ben bang dat het met hen niet goed is afgelopen.

Nu én het land én het volk gereinigd waren, konden zij het feest van de uittocht vieren. Het werd een Pascha zoals het land eeuwenlang niet had meegemaakt. Er was vóór hem en ná hem geen koning in heel Israël die ook maar in de buurt kwam van wat toewijding aan God betreft. Hij volgde God met zijn gehele hart. En toch lagen daar de profetieën nog te wachten dat alle plagen zouden worden vervuld die waren geprofeteerd over het volk voor al hun zonden en dwalingen waaraan zij zich hadden overgegeven.

Er zouden nog vier koningen over Juda regeren, voordat het hele volk naar Babel zou worden weggevoerd. Gods profetieën krijgen altijd hun vervulling. Josia is niet oud geworden. Hij bond de strijd aan tegen farao Necho van Egypte, zonder God te vragen. Farao zou hem in die slag doden. Nu had God aan farao laten weten dat hij deze oorlog tegen Babel moest voeren, hij zou slechts door het land van Israël trekken, maar toen Necho dat aan Josia liet weten, wilde deze niet luisteren, maar stelde zijn leger op om te strijden tegen Necho en zijn leger. Had hij maar naar God geluisterd.

 

Luisteren naar God in plaats van onze eigen zin volgen

Hoe kun je nu weten dat farao Necho spreekt namens God, zult u terecht vragen. Josia had de mogelijkheid om óf de priester óf de profeet om raad te vragen, maar hij koos in dit geval zijn eigen wil te doen. Nu waren dan de consequenties ook voor hem. God kon hem nu niet beschermen.

Is het niet ook nu nog hetzelfde? Vaak zijn de moeilijkheden waarin wij ons bevinden, een gevolg van de verkeerde keuzes die wij maken zonder dat wij God ook maar raadplegen. Maar als wij dan als gevolg daarvan in de diepe ellende komen, klagen wij bij de Almachtige dat Hij ons uit de moeilijkheden moet redden, want wij zijn toch Zijn kinderen. Vreest niet, meestal zal Hij u helpen. Hij is immers een Verlosser van zondaars.

 

Piet Westein.

 

P.S.

Ik vraag mij af of de laatste vier koningen de brede of de smalle weg zullen volgen. Zij hebben de voorbeelden van goede en slechte koningen voor zich.