37. David - Vier reuzen delven het onderspit (2 Samuel 21:15-22)

37. David - Vier reuzen delven het onderspit

2 Samuel 21:15-22

 

David krijgt weinig tijd om van zijn overwinningen te genieten. Hij heeft een machtig koninkrijk opgebouwd en veel van de vijandige naties rondom Israël verslagen en aan zijn rijk toegevoegd. Maar daar in het zuidwesten, bij de Filistijnen, wil het eenvoudigweg niet lukken. Steeds weer brengen de Filistijnen grote legers op de been en vallen Israël aan. Waar halen zij toch het geloof vandaan dat het deze keer wel zal lukken, terwijl Davids mannen hen iedere keer verslaan?

 

De reus Rafa en zijn nakomelingen

Onder de Filistijnen woonden families van uitzonderlijke lengte. Of zij afstamden van de Filistijnen is onzeker, het lijkt eerder dat zij nakomelingen zijn van de reuzen met wie Mozes en Jozua in het Overjordaanse te maken hadden. Hoe het ook zij, iedere keer als de Filistijnen aanvallen, stellen zij hun vertrouwen op een van deze mensen met uitzonderlijke lengte. We kennen natuurlijk allemaal het verhaal van de reus Goliath uit Gad en zijn strijd met David, en hoe dat afliep.

 

Nu was het opnieuw zover. Er was wederom een reus bij de Filistijnen gevonden, een soldaat van zulk een enorme gestalte, dat iedereen die hem zag de moed in de schoenen voelde zakken. Zijn pantser was ongekend, zoiets had men nog nooit gezien. David trok, ondanks zijn gevorderde leeftijd, toch het leger in. Hij dacht, als ik Goliath kon verslaan, kan ik deze Jisbi-Benob ook wel hebben. Maar David vergat twee dingen, hij was geen zeventien meer en hij vertrouwde nu op zijn wapenrusting in plaats van op GOD. De strijd tussen hen werd zo hevig en duurde zo lang dat David vermoeid raakte en het onderspit dreigde te delven.

 

Daar kwam Abisai, de zoon van Zeruja, een van Davids krijgsoversten, een dapper man, en versloeg de Filistijn. Zo ontsnapte David ternauwernood aan de dood. David kreeg vervolgens te horen dat hij als krijgsman had afgedaan, "U gaat voortaan niet meer met ons mee op krijgstocht," zei Zeruja. "Als u sterft, zou dat verlies onoverkomelijk zijn."

 

Na enige tijd verscheen weer zo'n reus, genaamd Saf, ook een nakomeling van Rafa. Maar hij kon, ondanks zijn lengte en kracht, geen standhouden tegenover Sibechai [de HEER sticht verwarring].

 

Opnieuw trokken de Filistijnen ten strijde met een reusachtige man aan hun hoofd. Zijn naam was Goliath [balling]. Was hij een zoon van de Goliath die door David was verslagen, of was die naam gewoon populair onder deze reuzen? Zijn speer leek op die van de andere Goliath, als een weversboom. Maar ook deze held werd verslagen, nu door Jaäre-Oregim [woud van wevers, bomen?].

 

Het bleek nog niet genoeg. Weer werd er een man van buitengewone lengte gevonden, met zes vingers aan elke hand, en zes tenen aan elke voet, vierentwintig in totaal. Er zat kennelijk een genetisch defect bij die nakomelingen van Rafa. Deze reus wenste niets van de geschiedenis te leren, hij hoonde de strijdmacht van de GOD van Israël. Dat kon maar op één manier aflopen, Jonathan, een neef van David, trok hem tegemoet en doodde hem in een strijd op leven en dood.

 

Wie zijn de reuzen in ons leven?

Als wij deze en vergelijkbare verhalen in de Bijbel lezen, zijn wij geneigd ons met de helden te identificeren. Men zou bijna in de verleiding komen om het keukenmes te pakken, en al de vijanden van GOD [en dus onze vijanden] te verslaan. Maar de Man van Smarten heeft ons opgeroepen om, wanneer wij geslagen worden, de andere wang toe te keren, dat past een volgeling van JEZUS. Toch is dat zelden onze eerste reactie, vaak hebben wij al uitgehaald voordat de ander de kans heeft gehad een vinger naar ons uit te steken.

 

De ware reus waar wij mee te maken hebben, is satan. Hij en zijn gevallen engelen vallen ons telkens opnieuw aan, net als de Filistijnen in de tijd van David. Toen was het een zichtbare vijand, nu zijn het gevallen engelen en mensen die door hen bestuurd worden. De strijd is niet minder hevig. Ook nu vallen er slachtoffers. Het is verleidelijk om te luisteren naar de ingefluisterde beloften van de duivel, en zijn kant te kiezen.

 

En telkens als wij denken satan een dodelijke wond te hebben toegebracht met het zwaard van de Geest, geneest die wond weer. satan zal, net als de Filistijnen destijds, keer op keer terugkomen om opnieuw de strijd aan te gaan. Hij wacht op momenten van vermoeidheid, of verdeeldheid onder broeders en zusters, en zal dan aanvallen. Vergeet niet dat de wapenrusting van een christen uit verschillende delen bestaat, geen van die onderdelen mogen wij missen.

 

Het grootste gevaar dreigt juist op het moment dat wij menen weer een overwinning op de verleider te hebben behaald. Als wij met opgeheven hoofd bij GOD komen om HEM te danken omdat wij met ZIJN hulp een overwinning behaalden, is het dat die oude slang ons in de hiel bijt. U bent gewaarschuwd,

 

Piet Westein

 

P.S.

David heeft eindelijk rust. Achter de Filistijnen hoeft hij niet meer aan, dat doen zijn generaals. Hij kan nu zijn pen, ganzenveer?, in de inktpot dopen en zijn lofliederen schrijven. Benieuwd of hij hetzelfde enthousiasme uit zijn jeugd daarin kwijt kan.