37. David - Lof, Dank en Eer
2 Samuel 22
Wij hebben ons tot nog toe vooral beziggehouden met de levensloop van David. Wij zijn begonnen met het verhaal dat hij als jonge knaap de grote reus Goliath versloeg. Nu is deze knaap een oude man geworden en schrijft hij zijn memoires. Hij doet dat in de vorm van een lofgedicht aan de GOD die hem, de jonge schaapherder, van achter de schapen vandaan heeft gehaald. Hij, de GOD die hemel en aarde schiep, heeft hem tot koning over Zijn volk Israël gezalfd. Hij heeft hem zelfs gemaakt tot de machtigste heerser in het Midden-Oosten.
Als David dit lied aanheft, richt hij zich direct tot GOD: „O Here, mijn steenrots, mijn vesting en mijn bevrijder. Mijn GOD, de Rots bij wie ik schuil. Mijn schild, hoorn mijns heils, mijn burcht, mijn toevlucht, mijn Verlosser; van geweld hebt Gij mij verlost.”
Hiermee laat David zien dat hij niet door eigen kracht, noch door al dat geweld en bloedvergieten in leven is gebleven, maar omdat GOD hem tot een schild is geweest in al zijn benauwdheden.
De teksten die hierna volgen zijn zowel profetisch als messiaans. Maar in dit alles vergeet hij niet de weg die GOD met Zijn volk door de eeuwen is gegaan. In verzen vijf tot zeven beschrijft hij zijn moeilijkheden op een manier die alleen van toepassing kan zijn op JEZUS in Zijn benauwdheden.
Vanaf vers acht zien wij dat hij de machtige tekenen van het neerdalen van GOD op de berg Sinaï beschrijft, als hij zegt: „Toen beefde en dreunde de aarde, de grondvesten van de hemel sidderden en daverden omdat Hij in toorn ontbrand was. Rook steeg op uit Zijn neus, verterend vuur kwam voort uit Zijn mond, kolen raakten daardoor in brand.” Dit zijn natuurlijk geen dingen die David zelf heeft meegemaakt, maar deze gebeurtenissen hebben zijn voorvaderen gezien toen GOD neerdaalde op Horeb en hen Zijn wet gaf.
Dan beschrijft hij vanaf vers zestien de doortocht door de Rode Zee: „Toen werden de beddingen van de zee zichtbaar, en de grondvesten der wereld kwamen bloot, door het dreigen van de HERE, vanwege het blazen van de adem van Zijn neus. Hij rijkte van omhoog, greep mij, trok mij op uit grote wateren.” Deze gebeurtenissen waren zo diep in de geest van het volk van Israël verankerd dat iedereen die dat in zijn tijd las wist waarheen hij verwees.
Vanaf vers eenentwintig krijgen wij een profetisch vergezicht naar de komende Messias. Hier zegt David: „De HERE deed mij naar mijn gerechtigheid, naar de reinheid mijner handen vergold Hij mij, want ik heb de wegen des HEREN gehouden en ik ben niet goddeloos afgeweken van mijn GOD. Want al Zijn verordeningen stonden mij voor de ogen, van Zijn inzettingen week ik niet af. Maar ik was onberispelijk voor Hem en wachtte mij voor ongerechtigheid.”
Nu kunnen wij veel van David zeggen, maar niet dat hij zondeloos was en reine handen had. Dit is Davids eerste profetische, messiaanse psalm. Hij gebruikt hierin zijn eigen woestijnervaringen en de vervolgingen die hij in zijn leven heeft meegemaakt als een type van wat het volk van Israël in die veertig jaren in de woestijn heeft ervaren. Ook kijkt het vooruit naar de tijd dat JEZUS Zijn woestijnervaring zou hebben in de veertig dagen van vasten en verzoeking door satan.
David eindigt met GOD te loven met de woorden: „Daarom loof ik U, o Here, onder de volkeren, en wil ik Uw naam psalmzingen. Hij schenkt Zijn koning grote uitreddingen, en betoont trouw aan Zijn gezalfde, aan David en zijn nageslacht voor altijd.”
David was natuurlijk door de profeet Samuel in opdracht van GOD tot koning gezalfd, maar degene die door GOD Zelf zou worden gezalfd is JEZUS. David was nooit meer dan een voorafschaduwing van de Koning der koningen. Hij zou de grote Hogepriester worden en voor Hem zal alle knie zich buigen.
Rijst deze profetische psalm ook tot onze tijd?
Het is fijn dat David de grote daden van GOD voor Zijn volk Israël herdenkt en bezingt. Het is niet meer dan logisch dat David zijn eigen weg met GOD vastlegt. Als hij over de eeuwen heen kijkt naar zijn verre nakomeling, de Messias, gebruikt GOD hem als profeet. Maar hoe mooi en leerzaam dat ook is, mogen wij ons toch afvragen wat het ons precies wil zeggen. Wat mogen wij hiervan leren, en hoe moeten wij dat toepassen op ónszelf en ónze tijd, om ongeschonden door ónze woestijnervaring heen te komen?
David mogen wij dan zien als een type van JEZUS, zeker als hij de strijd aangaat met de reus Goliath. Ook JEZUS strijdt in de woestijn met die grote reus satan en overwint hem met het door GOD gegeven woord. Maar wij weten dat diezelfde satan nog steeds leeft en de gelovigen van onze tijd nog steeds belaagt. Dezelfde kracht en bescherming die David kreeg in zijn letterlijke strijd is nog steeds beschikbaar.
Zelfs JEZUS gebruikte niet Zijn GODdelijke kracht om de grote vijand te verslaan; ook Hij, de Schepper van het hele universum, stelde Zich afhankelijk van de kracht die uit het woord van GOD vloeit.
Het antwoord op onze vraag of die psalm van David ook nu in onze tijd nog zeggingskracht heeft, kunnen wij daarom volmondig ‘ja’ beantwoorden. Dat woord van GOD, vervat in de Bijbel, heeft niets van zijn kracht verloren. Als wij weer eens door de boze worden belaagd en het lijkt alsof de hemel van koper is en onze gebeden niet verder komen dan het plafond van de kamer, als wij denken aan al die zonden die zich in ons leven hebben opgestapeld en de tegenstander ons influistert dat GOD nooit van zo’n zondaar kan houden en dat wij voor eeuwig verloren zijn, grijp dan die wapenrusting van GOD. Treedt hem tegemoet met een vol vertrouwen: „Zo zegt de HERE.” Sla erop los met het zwaard van de Geest en satan zal met een bebloede kop het veld moeten ruimen.
Piet Westein
P.S.
Misschien kan het geen kwaad om af en toe eens zo’n lofpsalm te zingen, als die vijand ons belaagt. Ik heb uit goede bron vernomen dat satan vlucht bij het horen daarvan.