36. Oordeel en Genade - Koning worden als je acht jaar oud bent (2 Koningen 22)

36. Oordeel en Genade - Koning worden als je acht jaar oud bent

2 Koningen 22

 

Manasse is dood. Zijn zoon Amon regeert slechts twee jaar, voordat hij op 24‑jarige leeftijd door zijn dienaren wordt vermoord. Deze worden als straf op hun beurt ook weer gedood. Bij deze vorst zullen wij niet lang stilstaan. Er wordt slechts van hem gezegd dat hij “een aardje naar zijn vaartje” had, een zondige jonge man. Zijn zoon Josia wordt koning in zijn plaats.

Deze jongen is acht jaar oud als hij een koninkrijk moet besturen. Zijn vader moet zestien jaar oud zijn geweest toen hij zijn zoon Josia verwekte. Kan dat maar goed gaan met zo’n vader en grootvader, deze genen beloven niet veel goeds. Zijn moeder heette Jedidja, “lieveling van de Heer.” Dit geeft ons in ieder geval moed. Het lijkt erop of de genen van Hizkia de overhand hebben bij dit kind. Er is geen betere koning geweest in de hele 490 jaar van de koningen van Juda en Israël.

Als Josia achttien jaar heeft geregeerd, hij is dan dus zesentwintig, doet hij hetzelfde als zijn overgrootvader Hizkia deed. Hij laat alle gaven die in de tempel zijn tellen en aan de timmerlui en de metselaars geven, zodat zij kunnen beginnen met de renovatie van de tempel. Deze ligt er, na twee goddeloze koningen, vervallen bij. Van het geld dat beschikbaar is voor de renovatie wordt, net als bij zijn overgrootvader Hizkia, geen verantwoording gevraagd. Dit klinkt heel heilig, maar ik blijf mij afvragen of wij dat moeten willen. Verantwoording afleggen van geld dat voor Gods werk wordt gebruikt, zou een eer moeten zijn in plaats van een opdracht. Maar misschien zie ik dat verkeerd.

Nu gebeurt er iets tijdens deze verbouwing dat heel de stad in beroering brengt, inclusief de koning. De hogepriester Hilkia rapporteert aan de schrijver Safan, een soort secretaris van de koning, dat hij het wetboek van Mozes heeft gevonden. Deze Safan is een zorgvuldig man, zoals blijkt. Hij leest eerst zelf het wetboek door, voordat hij dit aan de koning rapporteert.

Als Safan bij de koning komt, vertelt hij dat het geld voor het herstel van de bouwvallige gedeelten is afgedragen en dat er een boek is gevonden door de hogepriester Hilkia. Dan begint Safan met het voorlezen van het wetboek. De reactie van koning Josia is veelzeggend. Hij staat op en scheurt zijn kleren als teken van rouw en ontzetting. Hij ontbiedt onmiddellijk de hogepriester Hilkia en zijn belangrijkste hovelingen. Hij geeft de hogepriester de opdracht om God te raadplegen voor hemzelf en voor het volk, want hij realiseert zich dat zij in overtreding van Gods wetten hebben geleefd.

Van de hogepriester zou je verwachten dat hij de Urim en de Tummim zou raadplegen voor de koning, maar in plaats van dat te doen gaat hij naar een vrouw, bij de naam Hulda. Zij staat bekend als profetes. Wat zij van de profetes Hulda te horen krijgen, is niet mals. Zij spreekt een profetie uit over het koninkrijk Juda. Alle vervloekingen die in het wetboek beschreven staan, zullen uitkomen. Al het onheil zal over het land komen, omdat het volk God verlaten heeft en andere goden heeft gediend.

Dit was schokkend genoeg, maar de profetes gaat verder. Deze verzoekingen zullen niet in de tijd van Josia komen, omdat hij zijn kleren heeft gescheurd en zich in tranen heeft verootmoedigd voor de Heer. Deze dingen zouden pas na zijn dood geschieden. In zijn tijd zal er geen van die straffen te zien zijn, hij zal in vrede in zijn graf worden gelegd.

 

Een onbekende profetes

Deze Hulda is zeker niet de eerste profetes waarvan de Bijbel spreekt en waarvan God Zich bedient. Hulda voorzegt het einde van de samenleving waarvan zij zelf deel uitmaakt. Er staat niet hoe oud zij is, maar het lijkt erop dat noch zij, noch de koning de vervulling van deze profetieën zullen meemaken.

Zo kan het ook ons vergaan. Ook wij zijn geroepen om een profetisch volk te zijn voor de eindtijd van deze wereldgeschiedenis. Dat wil niet per se zeggen dat wij ook al die dingen mee gaan maken die in de eindtijd, voor de wederkomst, zullen gebeuren. Alles wat geprofeteerd is en wordt, zal zeker gebeuren, maar het is maar de vraag of wij lang genoeg leven om het met eigen ogen te zullen zien.

Het neemt onze opdracht om te profeteren en te getuigen van de komst van Jezus op de wolken van de hemel niet van ons weg. Deze opdracht hebben onze vaders al tweeduizend jaar lang verkondigd, maar hij blijft ook voor ons even waar en urgent. Wij weten niet precies wanneer Hij komt, maar wel dát Hij komt. Daarom zeg ik: hef uw ogen omhoog, want uw verlossing genaakt.

 

Piet Westein

 

P.S.

Josia heeft een geweldige schok te verwerken gekregen. Eerst hoort hij de wet voorlezen, daarna het oordeel van de profetes over het volk. Ik ben zeer benieuwd hoe zijn reactie zal zijn, nu hij weet hoe zondig hij, en het volk, zijn.