36. Glorie en Verval - Achab sterft in de strijd (1 Koningen 22:1–40)

36. Glorie en Verval - Achab sterft in de strijd 

1 Koningen 22:1–40

 

Drie jaar lang was er geen oorlog geweest tussen Israël en Aram. Deze situatie verandert wanneer koning Achab bezoek krijgt van zijn collega Josafat, de koning van Juda. Josafat wordt door Achab uitgenodigd om mee te doen aan een veldtocht die Achab in gedachten heeft. De strijd zal gaan om de stad Ramoth in het gebergte van Gilead. Deze stad was in het verleden veroverd door de koning van Aram. Nu wil Achab deze stad terugveroveren.

Als Achab koning Josafat uitnodigt om mee te doen, is deze enthousiast en zegt dat zijn leger en zijn strijdwagens één zullen zijn met die van Achab. Maar voordat men voorbereidingen treft voor de strijd, vraagt Josafat of zij niet eerst God zullen raadplegen.

Achab stemt daarin toe en laat vierhonderd profeten van Baäl komen. Al deze profeten spreken slechts wat de koning wil horen.

Josafat vertrouwt deze profeten niet en vraagt of er ook een profeet van de HEERE is die hen kan voorlichten. Dat blijkt het geval: er is nog één profeet van God, Micha, maar, zoals het een oprechte profeet betaamt,  hij zit in de gevangenis. Het is nu eenmaal zo dat de heersers van deze wereld niet terechtgewezen willen worden door óf God óf mens. Ze zitten op de troon en dulden niemand boven zich.

Als Micha uit de gevangenis wordt gehaald, blijkt dat hij daar niet zonder reden zit. Keer op keer heeft hij de koning terechtgewezen en hem gewaarschuwd dat, als hij zich niet zou bekeren, hij onheil over zijn volk zou brengen.

Ook nu weer profeteert Micha onheil over het voornemen van Achab om ten strijde te trekken. In een visioen ziet hij heel het leger van Achab als een kudde schapen die op de heuvels ronddolen, zonder herder die hen leidt.

 

Een blik in de hemel

Hierna krijgen wij een bijzonder kijkje achter de schermen van wat er in de hemel gebeurt. Micha zegt: “Ik zag de HEERE zitten op Zijn troon. Alle hemelbewoners stonden aan Zijn rechter- en Zijn linkerhand.” Op de vraag van de Almachtige wie Achab kan verleiden tot oorlog, opperen vele hemelbewoners ideeën.

Dan treedt er een geest naar voren en stelt zich voor de HEERE. Hij zegt: “Ik zal een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten.” De Schepper geeft hem daarvoor toestemming. Hij zegt: “Ga heen, je zult slagen en hem verleiden.” Zoals te verwachten was, wordt Micha teruggebracht naar de gevangenis, waar hem brood en water wachten.

 

Dit had je van tevoren kunnen weten, Achab

Ondanks deze duidelijke profetie van God, trekken zowel Achab als Josafat ten strijde. Achab, die in zijn paleis graag de held uithangt, voelt zich op het slagveld minder dapper. Daarom vermomt hij zich als een gewone soldaat, zodat hij niet zal opvallen. Tegen Josafat zegt hij: “Houd jij jouw koningsmantel maar aan, dan denken ze dat jij de koning van Israël bent.” Het plan werkt nog ook. Alle strijdwagens van Aram stormen op Josafat af.

Als Josafat dit merkt, roept hij zo hard als hij kan dat hij niet de koning van Israël is. Achab, die zich veilig waant in zijn vermomming, wordt geraakt door een pijl die een boogschutter zomaar op goed geluk heeft afgeschoten. De hele veldslag blijft hij nog aan het front, maar tegen de avond sterft hij, en Israël vlucht voor de vijand.

 

Bedient God Zich van leugengeesten?

Deze veldslag is interessant als historische gebeurtenis, maar het visioen van Micha is nog veel leerzamer. Het komt maar zelden voor dat God ons in Zijn Woord een blik achter de hemelse coulissen gunt. In het boek Job zien we dit ook, waar satan toestemming krijgt van God om Job te beproeven.

In het visioen van Micha zien wij God op Zijn troon, met hemelbewoners aan Zijn rechter- en linkerhand. We weten uit de Bijbel dat wie aan de rechterzijde van God staat tot de rechtvaardigen behoort. Dat betekent dat de gevallen engelen, satan en zijn demonen, links van de troon staan.

Het is in deze context mogelijk dat een leugengeest toestemming krijgt om Achab te misleiden. We zien dat God soeverein blijft. Hij staat toe dat het kwaad zichzelf ten val brengt. Zoals ook bij Job, is het de Heer die de grens bepaalt.

 

Er is geen verlof tijdens de grote strijd

Toen Jezus hier op aarde wandelde, waren er altijd demonische machten om Hem heen, die probeerden Zijn werk als Messias te dwarsbomen. Maar God had Zijn Zoon niet onbeschermd op aarde gelaten. Engelen die uitblinken in kracht waren rondom Hem om Hem te beschermen, zodat Zijn missie zou slagen.

Keer op keer probeerden mensen, aangezet door boze geesten, Hem te doden. Soms wilden ze Hem van een berg afwerpen. Andere keren namen zij al stenen op om Hem te stenigen. Zelfs de natuur werd ingezet, toen satan Hem probeerde te vernietigen in een storm op zee.

Maar pas in de hof van Gethsémané, toen Jezus vrijwillig Zijn almacht opgaf en Zijn engelen verbood in te grijpen, konden deze door demonen bezeten mensen Hem gevangen nemen en hun moorddadige plannen uitvoeren.

Ook nu zijn wij, de gelovigen, omgeven door engelen die ons beschermen tegen demonische machten. Wij hebben dagelijks de bescherming nodig van de door God gezonden engelen die zich legeren rondom de rechtvaardigen. Anders zou er geen gelovige in leven blijven.

Trek daarom de wapenrusting van God aan. Vergeet vooral het schild van het geloof niet, zodat u de vurige pijlen van satan kunt uitdoven.

 

Piet Westein

 

P.S.
Op naar het tweede boek van de koningen. Wat zal dat ons brengen?