34. Oordeel en Genade - Wees gewaarschuwd als zij cadeaus brengen uit Babel
2 Koningen 20:12-21
Door het wonder dat God had verricht tijdens de ziekte en genezing van koning Hizkia, waren alle geleerden over de hele wereld in verwarring geraakt. De zon was op zijn schreden teruggekeerd. Dit kon gewoon niet. Ook in Babel was men in verwarring geraakt. Toen men tenslotte vernam wat de oorzaak van dit verbluffende fenomeen was, stuurde Berodach-Baladan, de koning van Babel, een gezantschap om koning Hizkia te feliciteren met zijn herstel, en tegelijk te informeren welke God zulke wonderen kon verrichten.
Hizkia was zeer verguld met de belangstelling uit dat grote wereldrijk. Om te laten zien dat hij ook niet de minste was, liet hij het gezantschap al zijn schatten zien. Deze mensen uit Babel waren zeker onder de indruk van de rijkdommen van Juda. Toen zij weer in hun eigen land kwamen, hebben zij uitgebreid verslag gedaan van de rijkdommen van Jeruzalem, wat een van de redenen werd waarom de Babyloniërs in later jaren kwamen om die schatten tot hun eigendom te maken.
Op zich was dit daarom niet zo slim van Hizkia, maar wat nog kwalijker was, is dat hij nauwelijks repte over de God die hem vijftien extra levensjaren had toebedeeld en Wiens hand het hemelrijk bestuurde en de hemellichamen in hun banen leidt. Daarom kreeg hij, nadat het gezelschap naar Babel was teruggekeerd, visite van de profeet Jesaja. Als er een profeet van de Heer onaangekondigd op bezoek komt, kun je maar beter goed opletten, er volgt dan meestal een waarschuwingsboodschap. Zo ook nu.
Het onhebbelijke met die profeten van God is dat zij je meestal zelf het oordeel laten vellen dat je verdient. Ook hier vraagt Jesaja een ogenschijnlijk gewone vraag uit interesse: wat hebben deze mannen uit Babel allemaal gezien? De trotse Hizkia roept uit dat hij ze alles heeft laten zien en dat zij onder de indruk waren van al zijn schatten. De reactie van de profeet was schokkend: alles wat je hebt laten zien zal in de komende generaties naar Babel worden weggevoerd, is het oordeel van Jesaja.
In plaats van op zijn knieën te vallen en zijn zonden te belijden en vergeving te zoeken, denkt Hizkia: na ons de zondvloed. Tijdens mijn leven gebeurt het in ieder geval niet. En het is waar. Tijdens zijn leven was er een tijd van vrede en welvaart voor het land Juda. Hizkia ging verder met wat hij had gedaan, hij maakte van Jeruzalem een grote, rijke vestingstad, in de ogen van zijn inwoners vrijwel onneembaar. Zij hadden God nauwelijks nodig om hen te beschermen, dat konden zij zelf wel.
Het tweede deel van het oordeel dat van de profeet van God kwam, was een profetie over de nakomelingen van Hizkia. Die profetie luidde: je zonen zullen worden weggevoerd naar Babel en zullen die koning als hovelingen dienen. Nu waren dat misschien geen zonen, maar in ieder geval wel zijn nakomelingen. Zo kon het zijn dat Daniël en zijn vrienden deze profetie in hun leven zagen uitkomen.
Hoewel iedereen uiteindelijk sterft, moet het voor onze koning Hizkia wel bijzonder zijn geweest toen er veertien jaar van de profetie waren verstreken. Hoewel hij de dag en het uur van zijn dood niet kende, wist hij met zekerheid het jaar waarin het zou gebeuren. Hij had ruim de tijd om zich voor te bereiden op zijn dood. Hij was nog steeds geen oude man. Ik vraag mij af of hij God later om nog wat jaren heeft gevraagd, of heeft hij die vijftien jaren gebruikt om zich voor te bereiden op de dood die onvermijdelijk was?
Hoeveel jaar rest ons nog?
Wij zijn niet veel anders dan koning Hizkia. Ook wij lijden aan een dodelijke ziekte. De zonde heeft ons in zijn dodelijke greep. De enige manier om aan die dood te ontkomen, is om in Jezus te sterven in de doop, en dan op te staan tot een nieuw leven in Hem. Hoeveel jaren krijgen wij nog na onze doop in Jezus hier in dit ondermaanse? Dat is voor iedereen natuurlijk anders. Maar voor iedereen die in Christus gestorven is en weer is opgestaan tot een nieuw leven, is de tijd die ons is toegemeten eindeloos.
Wij hebben ons tijdelijke leven in Jezus opgegeven en hebben in Hem het eeuwige leven daarvoor in de plaats gekregen. Wanneer wij dat nieuwe koninkrijk werkelijk zullen binnengaan, weten wij nog niet, maar aangezien het een profetie van God is dat Hij Zijn koninkrijk in zichtbare vorm gaat oprichten, weten wij zeker dat het gaat gebeuren. Wij zijn natuurlijk erg benieuwd wanneer dat nu plaatsvindt en proberen de dag en het uur te berekenen, maar het is niet aan ons om dat te bepalen.
Aan de andere kant zijn de profetieën niet voor niets gegeven. De dag van de wederkomst hoeft ons niet te overvallen. Wij zijn kinderen van God die in het licht wandelen, zodat wij weten in welke tijd wij leven. Wij zien die dag van Zijn wederkomst met rappe schreden naderen. Laten wij ons daarom voorbereiden op Zijn komst in heerlijkheid, zodat wij in die heerlijkheid kunnen delen. Laat ons niet als Hizkia zien op die schatten die wij hier op deze aarde als individu of als kerk hebben opgestapeld, maar getuigen dat onze rijkdom in de hemel is, in het volbrachte werk van Hem die ons gered heeft uit de eeuwige dood.
Ook wij hebben te maken met een Babylonisch wereldrijk dat onze schatten wil roven en ons gevangen wil nemen en ons als slaven onderhorig wil maken aan haar verwarrende leer. Vertrouw maar niet op wat ónze hand kan doen, maar veeleer op wat Christus voor ons gedaan heeft, doet en zal doen. Want in Hem zijn wij meer dan overwinnaars.
Piet Westein.
P.S.
Hizkia had een zeer zondige vader, maar was zelf een van de betere koningen. Ik ben benieuwd of zijn zoon na hem zijn goede werk zal voortzetten, of dat hij een andere weg zal bewandelen. Net zoals wij, heeft hij een vrije keus.