In het Oude Testament wordt Gods wet, Zijn geboden en Zijn verbond beschreven als iets dat je op je hand ÉN tussen je ogen (voorhoofd) moet hebben, als teken van trouw aan Hem:
- Exodus 13:9
“En het zal u tot een teken zijn op uw hand, ÉN tot een gedachtenis tussen uw ogen, opdat de wet van de HEERE in uw mond is…”
- Deuteronomium 6:6-8
“Deze woorden… moet u… als een teken op uw hand binden, ÉN ze moeten u tot een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn.”
- Deuteronomium 11:18
“…bindt ze als een teken op uw hand,ÉN ze moeten zijn als een voorhoofdsband tussen uw ogen.”
Hier is het voorhoofd symbool voor je denken, je overtuiging, en de hand symbool voor je handelen, je daden.
Gods merkteken is dus gehoorzaamheid uit overtuiging ÉN uit praktische levenswandel.
Het merkteken van het Beest: op voorhoofd ÓF hand.
In het Nieuwe Testament, in de profetie van Openbaring, wordt het merkteken van het Beest juist beschreven als op het voorhoofd ÓF op de hand:
- Openbaring 13:16
“En het maakt dat men aan allen… een merkteken geeft op hun rechterhand ÓF op hun voorhoofd.”
- Openbaring 14:9
“…als iemand het Beest en zijn beeld aanbidt, en het merkteken op zijn voorhoofd ÓF op zijn hand ontvangt…”
Dat “óf” is belangrijk:
- Voorhoofd = je gelooft en kiest bewust voor het beest (overtuiging).
- Hand = je gaat met het systeem mee uit gemak of dwang, ook al geloof je er niet in (handelen zonder overtuiging).
Samenvattend verschil:
- Gods merkteken → altijd voorhoofd én hand (denken én doen in harmonie met Zijn geboden).
- Beest-merkteken → voorhoofd óf hand (je hoeft het niet te geloven; meedoen is al genoeg om gemerkt te worden).