03. David - Een eindeloze oorlog

2 SAM. 2:17-32.

 

Oorlog is van alle tijden. Het zijn gewoonlijk koningen of andere machthebbers die aansturen op oorlog. Zij zijn allemaal uit op eigen eer en glorie. Zo was het ook in de tijd dat David heerste over de stam van Juda. Hij had geduldig af kunnen wachten wanneer en hoe God zijn belofte dat hij koning over heel Israël zou zijn zou vervullen. Aan de andere kant hebben wij Isboset de zoon van Koning Saul. Naar de mens gesproken lijkt het er op dat hij het recht had om in plaats van zijn vader op de troon van Israël te zitten.

 

Wat wij hier zien is nog niet eens dat deze twee koningen de oorlog zoeken, maar de twee bevelhebbers van hun legers. Nóch van David nóch van Isboset lezen wij dat zij de oorlog wilden. Het zijn de generaals die belust zijn op macht die hier de hoofdrol spelen. Abner de bevelhebber van het leger van Israël, die Isboset op de troon gezet heeft aan de ene kant, en Joab de legeraanvoerder van David aan de andere kant. Dit waren de mannen met de werkelijke macht.

 

Nu lijkt die oorlog voor David en zijn generaal Joab een onbegonnen strijd. David met zijn ene stam, tegen Isboset met Abner met elf stammen.  Toch is de strijd niet zo eenzijdig als het lijkt. David heeft niets van zijn populariteit in heel Israël verloren. Iedereen wist nog te vertellen hoe hij als jonge knaap, die grote reus Goliath verslagen had. De verhalen hoe hij als generaal, onder zijn schoonvader Saul, de Filistijnen keer op keer had verslagen, lagen ook nog opgeslagen in de herinneringen van het volk.

 

Het waren daarom niet alleen de mannen van Juda die in zijn leger dienst deden. Ook van de andere stammen waren er die zich bij hem aansloten. Wij weten nog dat Saul een groot deel van de hogepriesterlijke familie liet uitmoorden. Zij, de priesters, waren de leiders van de stam van Levie. Het is makkelijk om te zien waarom met name die stam zich achter David schaarde. Hoewel de stam van Levie geen eigen stamgebied bezat, zij woonden tussen alle andere stammen verspreid, hadden zij daardoor een grote invloed op de houding van de Israëlieten naar David toe.

 

De eerste veldslag die geleverd werd was bij de vijver van Gibeon. Deze strijd leek aanvankelijk dan misschien op een kermisattractie, waar men twaalf man van iedere kant tegen elkaar liet strijden. Dat gebeurde terwijl de twee bevelhebbers Abner en Joab er zij aan zij naar zaten te kijken. Maar toen die vierentwintig direct bij de eerste klap stierven werd de strijd algemeen.

 

Toch stierven er in die hele veldslag maar zeer weinig soldaten. Aan de zijde van David negentien mannen en aan de zijde van Isboset driehonderdzestig soldaten. Dit lijkt een klinkende overwinning voor de troepen van David. Toch was iedereen in beide kampen er van overtuigd dat dit niet de methode was om dit geschil te beslechten. Zij waren immers broeders, nakomelingen van Jakob, hun oervader. God had toch zelf bepaald dat de twaalf stammen tot één volk zouden zijn? Het zijn dan ook de twee bevelhebbers Abner en Joab die besluiten dat het genoeg is geweest. Men staakt de strijd en gaat naar huis.

 

Met deze veldslag is de oorlog nog niet voorbij. Hoewel wij verder niet lezen over veldslagen tussen de twee koningen, staat er dat het kamp van David steeds sterker wordt. Daar tegenover worden de volgelingen van het huis van Saul, dat is koning Isboset steeds zwakker. 

 

Onenigheid tussen familieleden, ja tussen broers en zussen is van alle tijden. Het begon al met Kain en Abel. Het meningsgeschil tussen die broers eindigde zelfs met de dood van Abel, de rechtvaardige. Het twistpunt tussen deze twee ging vooral over de methode hoe God aanbeden moest worden. Moest het offer van het Lam centraal staan, of mocht het werk van onze eigen hand [het fruit] als offer worden gebracht.

 

In het leven en sterven van Jezus wordt de tweespalt tussen mensen van hetzelfde geloof het beste belicht. Hij, God zelf, kwam naar deze aarde om het Licht van de wereld te worden, maar men kon dat Licht niet verdragen, wij mensen hebben de duisternis liever gehad dan dat Licht. Zijn tijdgenoten hebben getracht dat Licht te doven door het aan een kruis te nagelen. De duisternis die volgde op de kruisiging duurde niet langer dan drie uur. Van het zesde uur tot het negende uur. Lucas 23:44.

 

Hoewel wij mensen na de zondeval in duisternis gedompeld zijn heeft God een weg naar het Licht gegeven voor iedereen die de weg van Christus wil bewandelen. Hoe kunnen wij die weg vinden, wij die van nature kinderen van de duisternis zijn. Zijn wij niet als blinden die langs de wand tasten om onze weg te vinden? Toen Jezus naar de hemel ging heeft hij ons niet als wezen achter gelaten. Hij de schepper van hemel en aarde heeft ons drie dingen gegeven toen Hij ons verliet. Het Woord, dat een licht op ons pad is. De Heilige Geest, die ons leidt in alle waarheid en de gemeenschap van de heiligen, dat zijn onze broeders en zusters, om ons geloof mee te delen.

 

DE KERK EN DE KERKEN.

Toen Jezus ons verliet heeft hij een fundament achtergelaten in de vorm van de apostelen. Van daaruit is op een explosieve manier de hele wereld bekend geworden met de Messias die God heeft gestuurd, opdat iedereen die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Joh. 3:16.

 

Al die gelovigen bij elkaar noemen wij de kerk van Christus. Maar alles was niet wel binnen deze gemeenschap. Lucifer bracht zijn [dwaal] licht binnen de kerk. Toen werd het oorlog. Broeder vocht met broeder. Aanvankelijk was dat met woorden, maar later toen de leiders van de kerk ook aardse macht naar zich toetrokken werd er ook naar het zwaard gegrepen. Christus werd van de troon gestoten en satan zette daar een plaatsvervanger voor neer. De man der zonde.

 

Broeders en zusters die mooie kerk van Christus is in duizend stukken uit elkaar gespat. Het is gelijk geworden aan het grote Babylon. De verwarring is groot. Ware het niet voor het Woord en de Geest dan waren wij verloren. Laten wij zoeken naar een de gemeenschap der heiligen die de geboden van God volgen en het geloof van Jezus hebben. Zoekt en gij zult vinden.

 

 Piet Westein