30. David - Een hersteld leger (2 Samuël 18:1-9)

30. David - Een hersteld leger (2 Samuël 18:1-9)
 

Zodra David en zijn volgelingen waren uitgerust van hun vlucht door de woestijn, begon David zijn leger te herstructureren. Hij vormde groepen van honderd en duizend man. [Er waren toen nog geen vrouwen in het leger.] Hij verdeelde het geheel in drie afdelingen: één onder zijn oude generaal Joab, één onder de jonge Abisai, de neef van Joab, en één onder Ittai, de Filistijn en trouwe bondgenoot van koning David.

Het kan vreemd lopen in dit leven. Hadden wij niet in de vorige hoofdstukken gelezen dat, toen David nog met zijn zeshonderd mannen moest vluchten voor koning Saul, hij naar de koning van Gat vluchtte? David ging daar met zijn mannen dienstdoen in het leger van de Filistijnen. En nu zien we dat de rollen zijn omgedraaid. Nu is er een Filistijn uit de stad Gat, die zich met zeshonderd soldaten heeft aangesloten bij David om in zijn leger te dienen. Ja, Ittai wordt zelfs bevelhebber over een derde van Davids leger.

Toen David, als koning en opperbevelhebber, zich aan het hoofd van zijn troepen wilde stellen, wees men hem erop dat hij daar te belangrijk voor was. Ze zeiden: Als u zou sneuvelen, zou Absalom de oorlog gewonnen hebben. Hij zou dan op uw troon zitten. Het was beter dat hij vanuit de stad de strijd volgde. Zo kon hij, indien nodig, alsnog ingrijpen. En zo vertrok Davids leger, geleid door hun bevelhebbers, in geordende strijdgroepen.

Terwijl zij langs David trokken, riep hij hun toe: Behandel mijn zoon Absalom met zachtheid!

Iedereen die dit hoorde keek vreemd op. Hoe kun je nu oorlog voeren tegen een vijand, als je die met zachtheid moet behandelen?

Hoogmoed vóór de val

Bij het woud van Efraïm stelde het leger van David zich geordend op tegenover de tienduizenden Israëlieten die onder Absalom vochten. Ogenschijnlijk waren de twaalf stammen in het voordeel vanwege hun overmacht. Maar het was één grote chaos daar. Niemand luisterde naar bevelen. Er heerste Babylonische verwarring in het kamp van Absalom.

De strijd was nog nauwelijks begonnen of de eerste Israëlieten sloegen al op de vlucht. Ook de leiders van de opstand zagen dat ze zouden verliezen en renden weg. Zelfs Absalom, de zelfverklaarde koning, hield geen stand. Zijn lijfwacht verliet hem. En zo vluchtte hij het woud in, hopend zijn achtervolgers af te schudden.

Absalom reed zo snel als zijn muilezel kon. Maar dan – als hij met zijn wapperende haren door het bos stormt – raken die lange, prachtige haren, waar hij zo trots op is, verward in de lage takken van een grote eikenboom. Zijn rijdier loopt door, en daar hangt hij dan: de man die koning wilde zijn. De zoon van David, die zijn vader wilde onttronen. Een vader die zoveel van hem hield. Een vader die hem zijn overtredingen vergeven had – zelfs de moord op zijn broer Amnon.

 

Ook hier komt hoogmoed vóór de val

Absalom had het allemaal: uiterlijke schoonheid, een indrukwekkende gestalte, een koningskind. Wat wilde je nog meer? Maar wie de hoogste troon wil beklimmen, moet goed beseffen dat daar weinig ruimte is. Er kan er maar één koning zijn. En daarom regeert een dienende koning altijd langer dan een wrede, egoïstische heerser.

In het conflict tussen David en Absalom herkennen wij de grotere strijd tussen Jeshua en satan. Absalom had een prachtig leven kunnen leiden onder het koningschap van zijn vader. Als hij zich dienend had opgesteld, was hij de lievelingsprins van Israël geworden. Niets wat hij begeerde zou zijn vader hem hebben onthouden. Maar hij wilde niet dienen – hij wilde heersen. En dat kostte hem zijn leven. Precies zoals het satan zijn positie in de hemel kostte.

 

Het belang van orde in onze strijd tegen satan

De paar mannen die David had gevolgd in de woestijn waren in aantal niets vergeleken met Absaloms leger. Maar zij waren goed getraind. Ze hadden een duidelijke missie. En hun koning had orde op zaken gesteld. Ieder kende zijn plaats. Men gehoorzaamde zijn bevelhebber onvoorwaardelijk.

Dat is de les die wij als gemeente van de Messias mogen leren. Ook in Zijn leger moet orde heersen. David had de overwinning nooit kunnen behalen als hij zijn leger niet eerst had georganiseerd.

Zie hier: wij vormen samen een leger van gelovigen. Ons zwaard is de Bijbel. Onze vijand is satan. Onze opdracht: het evangelie verkondigen aan alle volken. In vergelijking met de miljarden die satan volgen, lijken wij misschien een klein en onbeduidend leger. Maar zolang wij de bevelen van God gehoorzamen en Zijn profetische boodschap uitdragen, hoeven wij niets of niemand te vrezen.

Zoals in elke oorlog vallen er slachtoffers. Maar waarom zouden wij de dood vrezen, als het eeuwige leven ons wacht?

Daarom roepen wij elkaar op: laten wij luisteren naar elkaar, zolang wijj binnen het Woord van God blijven. Laten wij geen Babylonische verwarring toelaten. Dan zullen wij, door de kracht van God, onoverwinnelijk zijn

 

Piet Westein

 

P.S.
Sorry, ik heb Absalom daar aan zijn boom laten hangen. Hoe het met hem afloopt, zien we de volgende keer wel. Was het niet zo dat de Bijbel zegt: Vervloekt is ieder die aan een hout hangt? Misschien... is er nog hoop voor hem?