22. David - Tijdelijke verzoening
2 Samuël 14:1-25
Absalom leeft twee jaar lang in ballingschap, nadat hij zijn broer Amnon heeft gedood. Ondertussen treurt koning David over de dood van Amnon. Maar gaandeweg begint de afwezigheid van Absalom voor David zwaarder te wegen dan de dood van zijn zoon Amnon. Toch onderneemt hij niets om zijn zoon Absalom terug te halen naar Jeruzalem.
Davids vriend en generaal Joab ziet dit met lede ogen aan. Hij ontwerpt een plan om hier verandering in te brengen.
Joab ontbiedt een vrouw die bekendstaat om haar wijsheid. Hij vertelt haar over het dilemma waarin de koning en hijzelf verkeren en vraagt haar om met de koning te spreken. Bij de koning aangekomen doet zij zich voor als een weduwe die in diepe rouw is gedompeld. Zij vertelt hem dat zij twee zonen had, waarvan de één de ander heeft gedood. Nu heeft haar familie besloten de moordenaar ook te doden, zoals de wet voorschrijft. Zij zegt dat als dit doorgaat, de naam van haar man in Israël zal uitsterven en zijzelf eenzaam en zonder hulp achterblijft.
David, in zijn impulsiviteit, belooft haar dat hij dit probleem voor haar zal oplossen. Haar zoon zal niets overkomen, hoewel iedereen weet dat hij een doodslager is. “Geen haar zal van zijn hoofd vallen,” verzekert hij haar. Dit was geheel tegen de wet en dat voor de opperrechter van Israël!
Had David maar even nagedacht, dan had hij kunnen begrijpen dat de situatie die de vrouw hem voorlegt opvallend veel overeenkomsten vertoont met zijn eigen situatie. Ook zijn zoon Absalom had immers zijn broer gedood, en ook hij probeerde zijn straf te ontlopen. En was het niet zo dat ook Davids hart uitging naar die zoon die een moord op zijn geweten had?
Na Davids uitspraak, waarin hij de zoon van de vrouw vrijstelt van vervolging, maakt zij de werkelijke bedoeling van haar bezoek bekend. Als de koning haar zoon vergeeft, zegt ze, dan moet hij hetzelfde doen voor zijn eigen zoon Absalom.
David beseft dat hij in het ootje is genomen. Hij doorziet dat dit plan niet van de vrouw zelf afkomstig is. Nee, dit klinkt als iets wat Joab zou bedenken, die had immers al vaker aangedrongen op verzoening.
Na het vertrek van de vrouw, van wie wij de naam niet kennen, laat de koning zijn generaal Joab bij zich komen. Hij vertelt hem dat hij zijn zin krijgt: Joab mag Absalom gaan berichten dat hij terug mag keren.
Er zijn echter voorwaarden aan deze verzoening verbonden. De belangrijkste is dat Absalom niet in het paleis mag komen. Hij mag het gelaat van zijn vader niet zien. Dit lijkt nogal zinloos: of iemand nu dichtbij is in ballingschap of ver weg in een ander land, het gemis blijft even schrijnend.
Zien wij het gelaat van de Koning?
Deze geschiedenis heeft veel lagen. Lijkt dit verhaal niet sterk op dat van Kaïn en zijn broer Abel? Ook daar sloeg de één de ander dood. Ook Kaïn ging in ballingschap, hoewel zijn zonde hem door zijn Vader was vergeven. Een Vader die hem zelfs wilde beschermen, waar hij ook zou gaan. En net als Kaïn accepteerde Absalom de vergeving niet écht, noch veranderde het zijn karakter, zoals we nog zullen zien.
Aangezien deze geschiedenis is opgeschreven tot onderwijs voor ons, moeten wij er een toepassing voor onze tijd in zoeken. De eerste vraag is: Waar is Jezus in dit verhaal? De hele Bijbel moet immers christocentrisch worden gelezen en uitgelegd.
Aangezien God onze Vader is, en Zijn Zoon Jezus onze oudste Broeder wordt genoemd, moeten we ons afvragen wat wij met die oudste Broer hebben gedaan. Is Hij niet gestorven vanwege onze zonden? Al onze ongerechtigheden zijn op Hem gelegd, zodat wij zouden kunnen leven, eeuwig en zonder zonden!
Dat is het centrale thema van deze geschiedenis. Ook wij zijn, zij het op een andere manier dan Absalom, doodslagers. Volgens Jezus zijn wij zelfs moordenaars van onze broeders en zusters als wij hen niet oprecht liefhebben en behandelen zoals Hij ons behandelt.
Het verdrietige is dat wij dit vaak niet inzien. Dat Jezus onze zonden aan het kruis heeft gedragen en ons heeft bevrijd van de vloek van de wet, nemen we soms slechts voor kennisgeving aan. Maar dat wij daardoor ook een vergevingsgezind karakter moeten ontwikkelen, dat dringt niet vanzelf tot ons door.
Wij blijven vaak, net als Absalom, onveranderd. We blijven jagen naar de dingen van deze wereld. Zoals Absalom doorging met zijn plannen om zijn vader van de troon te stoten nadat zijn straf was opgeheven, zo zijn ook wij vaak gericht op het verhogen van ons eigen ego, ondanks de vergeving die ons geschonken is.
Laten we daarom de verhalen in de Bijbel over mensen die de doodstraf verdienden maar werden vergeven, nog maar eens bestuderen en toepassen op ons eigen leven. Het lijkt erop dat onze dankbaarheid voor de vergeving van zonden vaak maar van korte duur is. En als onze dankbaarheid vluchtig is, hebben we de ernst van zonde en haar eeuwige gevolgen niet werkelijk begrepen.
Maar broeders en zusters, geef de moed niet op: Jezus heeft ook ons tekort aan dankbaarheid gedragen.
Al heeft uw broeder of zuster u zeventig maal zeven keer gekwetst, dan nog mag u hem of haar vergeven. Is dat niet een geweldige oefening in nederigheid, door onze Heiland zelf gegeven?
Ik ben benieuwd of Absalom dat ook zo begrepen heeft.
Piet Westein
P.S.
Nu had Joab een veld met daarop rijpe gerst. Dat lag toevallig naast een akker van Absalom. Als dat maar goed gaat...