21. Achab dient de Baäl (1KON. 16:29-34.)

1KON. 16:29-34.

Terwijl Asa, de koning van Juda, al achtendertig jaar op de troon van Juda zit heeft hij al een hele rits koningen van het tienstammenrijk voorbij zien komen. Zonder uitzondering waren deze koningen geneigd om de, door Jerobeam gemaakte, gouden kalveren als afgoden te aanbidden. Maar nu komt hier een zoon van Omri aan de macht die de zonden van al de vorige koningen zal overtreffen. Achab is de naam van deze vorst.

Onthoud die naam maar, want wij zullen nog heel veel van hem horen. Hier hebben wij een vorst die een vrouw neemt bij de naam van Izebel, die zich geheel had overgegeven aan de dienst van Astarte, de vruchtbaarheids godin, die in het gehele Midden-Oosten onder veel verschillende namen bekend stond. Haar vader heet Edbaäl. Deze man heerste over het gebied van Tyrus en Sidon. Aan zijn naam kunnen wij al aflezen welke god hij vereerde.

Hoewel de vorige koningen van Israël beslist geen heiligen waren spande Achab hen de kroon. Hij liet een grote tempel bouwen voor de Baal. Vóór deze tempel liet hij een grot fallussymbool oprichten. Vrijwel heel Israël werd meegetrokken in deze vruchtbaarheids cultus. Het werd zo erg dat, net zo als in de landen om hen heen, er ook kinderoffers werden gebracht om de afgoden tevreden te stellen.

Het was dan ook een zeer aantrekkelijke godsdienst. Er was veel vrije seks, luide betoverende muziek en de morele wet van de Schepper God had hier geen bindende betekenis.

Het was in deze tijd van bandeloosheid dat een man het idee opvatte om de stad Jericho te herbouwen. Hij kon dat idee ook uitvoeren omdat in de tijd van koning Achab de bevelen van God geen enkel gewicht hadden. God had namelijk uitdrukkelijk verboden die stad ooit weer op te bouwen, op straffe van het verlies van de kinderen van iedereen die het waagde dat gebod te overtreden.

Hier zien wij dan de Beteliet Chiël die deze overoude puinhopen herstelt terwijl de profetie gesproken door Jozua in vervulling gaat. Zijn oudste zoon sterft op het moment dat hij het fundament legt en zijn jongste als hij klaar is en de poortdeuren er in plaatst. Of al zijn tussenliggende kinderen ondertussen ook sterven wordt uit de tekst niet duidelijk, maar lijkt wel logisch. 

 

JERICHO EEN BEELD VAN HET BABEL VAN ONZE TIJD.

De val van Jericho is wel één van de bekendste geschiedenissen uit de heilige schriften. Deze stad werd zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam weggevaagd. Er werden eerst twee getuigen [verspieders] naar toe gezonden. De inwoners van Jericho trachten deze getuigen te doden. Een klein deel van die stad bekeert zich, dit zijn de hoer Rachab en haar familie. Daarna krijgt de zondige stad nog zes dagen om zich te bekeren. Gods volk trekt iedere dag onder bazuingeschal rond de stad, maar zij bekeert zich niet.

Het Jeruzalem in de tijd van Jezus reageert niet veel anders dan het oude Jericho. Eerst hoort deze stad de woorden van Johannes de Doper die hen oproept tot bekeering. Hij sterft door toedoen van de politieke macht van zijn tijd [Herodes] daartoe aangezet door de religieuze macht [Herodias]. Daarna getuigt Jezus Zelf binnen haar poorten dat de stad vernietigt zal worden als zij zich niet bekeert. Hij, haar Messias, roept drie en een half jaar lang: Jeruzalem, Jeruzalem hoe vaak heb Ik u onder Mijn vleugels willen vergaderen als een hen haar kuikens, maar gij hebt niet gewild.

Een hele generatie lang krijgt de stad Jeruzalem om zich te bekeren voordat de Romeinse legioenen komen en haar net als Jericho met de grond gelijk maken.

 

Dat brengt ons natuurlijk naar onze tijd. Ook nu is er de tegenstelling tussen een wereldwijde, God vijandige, geestelijke stad, die in de Openbaring wordt omschreven als Babylon. Maar er is ook een andere geestelijke stad een nieuw Jeruzalem. Deze inwoners worden opgeroepen om hun bazuinen op te heffen en luid en duidelijk nog eenmaal die boodschap van het evangelie binnen de poorten van die wereldwijde stad, waar satan en de zonde heersen, te waarschuwen. U blaast uw partijtje toch ook wel mee?

 Piet Westein.

P.S.

Het is jammer dat de inwoners van die twee steden van de eindtijd zo door elkaar wonen, dit maakt hen zo moeilijk herkenbaar. Ik heb het vermoeden dat veel van de inwoners van dat Nieuw Jeruzalem in een buitenwijk wonen die Laodicea heet daar hoor je dat bazuingeschal toch wat minder luid. Ik denk dat onze laatste boodschap aan dat Babylon maar moet zijn : Ga uit van haar mijn volk.