16. TGK - David spaart Sauls leven (1 Samuël 24:1-23)

16. Twee gezalfde koningen – David spaart Sauls leven

1 Samuël 24:1-23

Toen het gebied van de woestijn Zif te gevaarlijk werd voor David en zijn mannen, trokken zij verder naar een nog ruiger gebied in de richting van de Dode Zee. Zoals u wellicht weet, is er in en langs de Dode Zee geen leven mogelijk vanwege het hoge zoutgehalte. Maar wie bij Engedi – halverwege de Dode Zee – een smal ravijn enkele honderden meters inloopt, vindt daar enkele poelen met zoet water. Dit gebied was van oudsher een schuilplaats voor vluchtelingen en misdadigers. In de bergen bevonden zich primitieve vestingen, vanwaar men eventuele vijanden van verre kon zien aankomen.

Een ontmoeting in de spelonk

Nadat Saul zich van zijn taak had gekweten om de Filistijnen te verjagen, had hij opnieuw de gelegenheid zich te richten op zijn schoonzoon David. Toen zijn spionnen hem meldden dat David zich ophield in de omgeving van Engedi, trok hij daarheen met een leger van drieduizend man. Dit waren geen gewone soldaten, maar gardesoldaten: dappere, goed getrainde en zwaar bewapende mannen.

Toen Saul daar arriveerde, moest hij naar het toilet. Ook in zijn tijd zonderde men zich daarvoor af. Saul zocht een spelonk om zich terug te trekken. Wat hij niet wist, was dat David en enkele van zijn mannen zich juist in die spelonk verborgen hielden. Terwijl Saul daar in alle rust zijn behoefte deed, fluisterden Davids mannen: “Nu gaat de profetie in vervulling! De HEERE heeft uw vijand in uw hand gegeven. Sta op en dood hem, dan kunt u het koningschap opeisen.”

Maar David weigerde. Hij zei: “De HEERE beware mij ervoor mijn hand uit te steken naar Zijn gezalfde.” Wat David wél deed, was ongemerkt zo dicht naderen dat hij een stukje van de zoom van Sauls mantel kon afsnijden.

Toen Saul de spelonk weer verliet en al een eindje verder was, riep David hem. Saul keerde zich om, en David boog diep, met zijn gezicht ter aarde. Hij toonde Saul de afgesneden zoom van diens mantel en zei: “O koning, ik had u kunnen doden. De HEERE had u in mijn hand gegeven en mijn mannen spoorden mij aan, maar ik heb u gespaard. Zie toch, mijn vader, dat ik geen kwaad in de zin heb. Als er onrecht in mijn hart was, had ik u zeker gedood. Maar u bent in mijn ogen nog steeds de koning die, in opdracht van God, door de profeet Samuël is gezalfd. Ik zal u blijven dienen zolang u leeft. Waarom jaagt u mij dan na? Ik ben niet meer dan een dode hond, een enkele vlo.”

Sauls reactie

Toen Saul Davids woorden hoorde, barstte hij in tranen uit. Zijn hart werd diep geraakt, want hij wist dat David de waarheid sprak. Saul erkende openlijk dat David rechtvaardiger was dan hijzelf. Hij wist dat dezelfde God die hem had geroepen tot koning, ook David had gezalfd om na hem koning te worden over Israël.

Saul vroeg David daarom om, als hij eenmaal koning zou zijn, genade te tonen aan zijn familie. In die tijd was het namelijk gebruikelijk dat een nieuwe koning alle mogelijke troonpretendenten – vaak hele families – liet doden. Saul wist niet dat David al een verbond van vriendschap en trouw had gesloten met zijn zoon Jonathan. Maar hij vroeg méér: hij wilde zijn hele familie onder de bescherming van David plaatsen.

Het is niet gemakkelijk om een gezalfde van God te zijn

Wat betekent het eigenlijk om gezalfd te zijn? Wie deed dat zalven, en met welk doel? De eerste keer dat we in de Bijbel lezen over een zalving is in Genesis 28:18. Jakob stelt na een visioen een steen op als gedenkteken en giet er olie overheen. De plaats wordt daarmee gewijd als heiligdom.

Bij de inwijding van de tabernakel worden vrijwel alle heilige voorwerpen gezalfd met olie. In Exodus 28:41 lezen we hoe de hogepriester Aäron en zijn zonen op soortgelijke wijze worden gezalfd. Olie werd over het hoofd gegoten en markeerde iemand of iets als geheiligd – apart gezet voor een speciale roeping of taak. Koningen, priesters, profeten en heilige voorwerpen werden zo aan God gewijd.

De zalving met de Heilige Geest

Door de hele Bijbel heen is duidelijk dat zalving iemand niet automatisch zondeloos maakt. Zalving betekende niet dat iemand zijn karakter ineens veranderde. De gezalfde behield zijn vrije wil. Hij kon ervoor kiezen om Gods roepstem te volgen – of niet.

De olie symboliseerde de Heilige Geest, die op deze persoon werd uitgestort. Maar de Geest dringt zich niet op. In het Nieuwe Testament zien we dat de nadruk meer ligt op de innerlijke zalving met de Heilige Geest dan op de uiterlijke zalving met olie. Soms ging dit gepaard met uiterlijke tekenen (zie Handelingen 2), maar vaker werden mensen eenvoudig de handen opgelegd en uitgezonden voor een bepaalde bediening.

Werkt die zalving nog steeds?

Als zalving in de Bijbel van Genesis tot Openbaring zo belangrijk is, waarom zien we het vandaag zo weinig? Is het zijn kracht verloren? In sommige kerken – vooral binnen de Rooms-Katholieke traditie – wordt nog wel gezalfd bij ernstige ziekte of sterven. In protestantse kringen is dat minder gebruikelijk, maar het opleggen van handen bij zending of predikantschap is nog steeds gangbaar.

Kan de Heilige Geest niet ook werken zonder zalving of handoplegging? Mijn overtuiging is dat de Heilige Geest niet gebonden is aan rituelen. Hij werkt wanneer en hoe Hij wil. Maar dat ontslaat ons niet van de opdracht om gehoorzaam te zijn aan wat God in Zijn Woord van ons vraagt. Laten wij doen wat God opdraagt, en ons stellen onder de leiding van het Woord en de Geest.

P.S.

Laten wij ons niet inbeelden dat het leven gemakkelijker wordt zodra we apart zijn gezet door zalving of handoplegging. Integendeel – ik ken geen enkel Bijbels persoon wiens leven eenvoudig werd na zijn roeping. Denk alleen al aan David.

Piet Westein