14. Twee gezalfde koningen - David in de woestijn van Zif

1 Sam. 23:14-28

David trekt met zijn mannen rond aan de grenzen van het stamgebied van Juda. Met name in de woestijnen en de nauwelijks bewoonde gebieden. Maar hoe verberg je zeshonderd mannen met hun vrouwen en kinderen? Zij verbergen zich in de bergen en in de heuvelen zoeken zij bedekking voor hun vee. Op dit moment zijn zij in de woestijn van Zif [waterstroom]. Dat er in de woestijn een plaats is die waterstroom heet lijkt wat vreemd, maar dit woord duidt waarschijnlijk op een wadi, dat is een beekbedding die alleen in de wintertijd, tijdens de vroege en de late regen, water bevat, het grootste deel van het jaar staan zij droog.

 

De bewoners van dit gebied zijn niet blij met zo’n grote groep mensen die met hun vee de toch al karige weidegronden afgrazen. Zij besluiten om David en zijn mannen aan koning Saul uit te leveren. Zelf durven zij David niet te verjagen daar is zijn leger te groot voor. Zij sturen daarom mannen naar Saul om hem te vragen te komen en David en zijn mannen te verdrijven. Saul, die inmiddels al jaren naar David zoekt, zegt: Zorg eerst maar dat je zeker weet waar hij precies is, want hij is een slimmerik, en kom dan maar weer bij mij.

 

Terwijl zich dat allemaal in het Zuiderland van Judea afspeelt, komt dit Jonathan, de zoon van Saul, ter ore. Hij besluit naar David te gaan om hem te bemoedigen. Dat wat zijn vader al jaren niet lukt, lukt hem direct wel. Hij víndt David niet alleen, hij bemoedigt hem ook. Hij spreekt zelfs een profetie over hem uit. Hij zegt tegen David: God is met jou en hij zal je koning maken, laat mij dan, wanneer dat plaatsvindt, aan je rechterhand zitten? Als David en Jonathan daarna hun verbond herbevestigen, gaat Jonathan weer naar zijn woonplaats. Het is natuurlijk, zelfs voor hem als zoon van de koning, levensgevaarlijk om bij deze opstandeling in de buurt gevonden te worden.  

 

Nu komt Saul met zijn leger zo dicht in de buurt, dat er nog slechts één berg is die scheiding tussen hun legers maakt. Saul is met zijn leger langs de ene kant van de berg getrokken, David met zijn mannen trekken langs de andere kant. Het kan niet lang meer duren of de twee legers zullen op elkaar stuiten. De spionnen van Saul hebben hem al verteld waar David zich bevindt.

 

Saul is van plan om David en zijn mannen te omsingelen. Hij wil nu in één keer met deze opstandelingen afrekenen. Niemand mag ontkomen, allemaal zullen zij sterven! Maar juist dan, als hij zijn leger voor deze omsingeling klaar maakt, komt er een ijlbode het kamp binnen rennen. Hij komt bij Saul en vertelt hem dat een veel grotere vijand dan deze David het land belaagt. De Filistijnen zijn met hun legers het land binnen gevallen. Als Saul niet onmiddellijk opbreekt met zijn leger zullen zij zijn hele land veroveren.

 

Terwijl David en zijn mannen in paniek zijn en zich afvragen wat er met hen en hun gezinnen zal gebeuren, vragen zij God om verlossing. Zelf kunnen zij niets meer doen, zij zijn al zo goed als omsingeld door het leger van koning Saul. Iedereen weet wel wat de plannen van Saul zijn. Zij weten dat hij zijn schoonzoon David haat en dat hij iedereen die bij hem is en hem steunt zal doden als hij daar de kans voor krijgt. Op dat moment, als zij God smeken om verlossing, zien zij een wonder gebeuren. Er klinkt bazuin geschal in het leger van koning Saul, maar in plaats dat het een signaal is om hen aan te vallen en hen te doden, zien zij dat die grote legermacht wegsmelt. Alle troepen van Saul draaien zich om en trekken weg. Halleluja!

                                                              

DE KERK IN DE WILDERNIS.

Zoals David met zijn zeshonderd mannen in de woestijnen ronddoolden, vervolgd en verraden door hun vijanden zo was het ook met Jezus en zijn discipelen. Ook Jezus moest zich vaak met Zijn volgelingen terugtrekken omdat Zijn vijanden Hem wilden doden. Hetzelfde gebeurde met Elia [1 Kon. 17] en de andere profeten. Het opvallende is dat de vervolging altijd uitging van degenen die satan en de afgoden dienden. Óf zij meenden, terwijl zij de oprechten vervolgden, Gode een welgevallige dienst te bewijzen.

 

Wij kunnen daarom stellen, dat een vervolgende macht altijd aan de zijde van satan en zijn trawanten opereert. Het begint natuurlijk al met Kain en Abel. Ook daar gaat de strijd over hoe wij God moeten dienen, ook daar is de vervolgende macht degene die het verkeerde offer brengt. Gelijk al, in het begin van het nieuwe testament als Johannes de doper optreedt, zien wij dat ook hij niet in een geriefelijk huis woont. Hij vertoeft, net als David en de zijnen, in de wildernis. Als Jezus is opgevaren naar Zijn Vader in de hemel, waar Zijn vijanden hem niet langer kunnen belagen, zijn Zijn volgelingen aan de beurt om te ervaren wat het is om God te dienen te midden van gelovigen die een andere leer aanhangen.

 

Het duurt precies drie en een half jaar voordat de vervolging van de Christelijke kerk in alle hevigheid uitbarst. Eerst zijn het vooral de Joodse bekeerlingen, te beginnen met Stéphanus, die door de Joodse raad worden vervolgd en gedood. Na de eerste eeuw gaat de vervolging over naar de Romeinse politieke macht die de gelovigen voor de leeuwen gooit en kruisigt. Daarna in de vierde eeuw zien wij dat wanneer het Romeins rijk een uiterlijke bekering doormaakt, dat Christenen [de kerk van Rome] andere Christenen [de ware kerk in de wildernis] gaan vervolgen. Deze vervolging duurt, met afwisselende intensiteit, 1260 jaar.

 

Het wonderlijke is dat juist tijdens deze langdurige vervolging het Christelijke geloof zijn meest pure vorm heeft bij degenen die vervolgd worden. Het hoeft ons niet te verbazen dat dit zo is. In Openbaring 12:1-6 wordt ons verteld, dat de vrouw in wit gekleed, [de ware kerk] naar de woestijn vluchtte, waar zij een plaats heeft door God voor haar bereid.

 

LETTERLIJK OF GEESTELIJK?

Duizenden jaren hebben de duivel en zijn volgelingen hun best gedaan om de ware volgelingen van Jezus door dood en verderf uit te roeien. Dat is hen niet gelukt. Het leek er eerder op dat hoe heviger de vervolgingen des te sneller de kerk groeide. Zo werd het bloed van de martelaren inderdaad het zaad van de kerk! De laatste twee en een halve eeuw lijkt de vervolging van de ware kerk afgenomen. Dat dit niet zo is moet duidelijk zijn omdat satan zijn plannen niet heeft veranderd, néé, hij heeft de strijd verschoven naar het geestelijke vlak. Lucifer is met zijn trawanten in de protestantse kerk geïnfiltreerd. De boze heeft de protestantse kerk in duizend stukjes uiteen geslagen. De kerk is verworden tot een Babylonische verwarring.

 

Deze nieuwe methode van satan om Gods volk te verleiden blijkt veel effectiever dan brute kracht. Ieder van deze kleine stukjes van de protestantse kerk moge dan nog wel een deel van de waarheid bezitten, het totale overzicht is in deze verwarring grotendeels verloren gegaan. De oplossing van satan is, oecumene. Deze aanbieding van satan lijkt zo vanzelfsprekend dat wij er allemaal voor zouden vallen, ware het niet dat het centrale thema wat daar wordt gehoord is: Home to Rome. Al deze splinterkerken moeten zich weer verenigen met de grote moederkerk. Als we dat doen en allemaal weer luisteren naar een grote bisschop, zijn wij van deze verwarring af.

 

Wij zijn gewaarschuwd, er zou een wereldwijde verleiding komen die zo subtiel zou zijn dat bijna de hele wereld er voor zou vallen. Wij die gewaarschuwd zijn moeten ons er maar tevreden mee stellen om ons terug te trekken in de woestijn. Het mag dan momenteel misschien meer een geestelijk afzonderen zijn dan een letterlijk ronddolen in een onbewoond gebied, het effect zal ongeveer hetzelfde zijn. Wij komen alleen te staan, of misschien in kleine groepjes. Ook als wij uitgelachen worden, omdat wij ons niet willen aansluiten bij deze wereldwijde kerk, hou dan vol, want dit is de vervulling van de profetie. Jezus zelf heeft gezegd: Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Ons wacht een beter koninkrijk.

 

Piet Westein

 

P.S.

Petrus en Johannes waren blij en loofden God, toen zij gegeseld werden omdat zij het evangelie verkondigden. Paulus had een goede dag als hij niet weer een pak slaag had gehad. Hij kon in de gevangenis zitten met Silas, hun rug opengeslagen en toch God lof zingen. Misschien moeten wij ons eens afvragen: Waarom onze rug nog geen littekens heeft?