17. TWP - De dood in de pot (2 Koningen 4:38-41)

Twee wonder profeten - De dood in de pot (2 Koningen 4:38-41)

Elisa gaat, nadat hij de knaap van de Sunamitische vrouw heeft opgewekt, weer terug naar Gilgal, waar de profetenschool is. Als hij daar aankomt, blijkt er een hongersnood te heersen. Wij vinden dit verhaal in 2 Koningen 4:38-41. Wanneer Elisa in de profetenschool zit, met de leerling-profeten voor zich, geeft hij opdracht om de grootste pot die er is op het vuur te zetten. Vervolgens zegt hij dat er moes gekookt moet worden voor de profeten.

Zij zijn voor de inhoud van de pot afhankelijk van wat zij op het veld kunnen vinden. Uiteindelijk komt één van de leerling-profeten met zijn mantel vol vruchten, geplukt van een wilde slingerplant. Als zij er moes van hebben gekookt, naar het bevel van de profeet, wordt iedereen aan tafel geroepen. Maar bij de eerste hap roepen zij: “Hier gaan wij dood van, man van God, dit kunnen wij niet eten.”

De oplossing van de profeet is om meel bij de moes in de pot te mengen. Zo gezegd, zo gedaan. Het meel gaat in de pot, het wordt voor iedereen opgeschept en daarna is het goed eetbaar.

Wat schaft bij ons de pot?

Hongersnood in Israël was niets ongewoons. Meestal was het een gevolg van het uitblijven van de vroege of de late regen. De vroege regen viel in het late najaar en maakte het land bewerkbaar. Aan het eind van de zomer was de grond namelijk hard als beton en kon er niet geploegd of gezaaid worden. De late regen viel in het vroege voorjaar en diende om het pas opgekomen graan te laten opgroeien en rijpen.

Als het niet of te weinig regende, werd dat altijd gezien als een straf van God over de zonden van het volk. Gemiddeld faalde de oogst eens in de drie jaar door droogte, insecten of oorlogen. In dit verhaal van Elisa wordt de oorzaak niet genoemd. Daarom moeten wij kijken of wij in wat wél genoemd wordt, een zinvolle les voor onze tijd kunnen vinden.

Elisa toont zich een man met groot geloof in de almacht van God, want hij geeft opdracht de grootste pot die ze kunnen vinden op te zetten, terwijl er geen voedsel is door de hongersnood. God is zeker bij machte om zo’n grote pot te vullen, met welk voedsel Zijn volk ook nodig heeft. Het hangt meer af van ons geloof dan van de wil van God om ons te zegenen.

De pot wordt gevuld met vruchten van een slingerplant (Citrullus colocynthis), ook wel bitterappel genoemd. Zoals de naam doet vermoeden, is hij zo bitter dat hij daardoor al oneetbaar is. Bovendien is hij zeer giftig. Hoewel de vrucht op een pompoen lijkt, is hij daar geen familie van. Deze woestijnplant groeit juist als andere gewassen afsterven. Het is dus geen wonder dat juist deze vruchten worden gevonden tijdens een hongersnood.

De geestelijke les

De pot staat hier voor het profetische volk, in dit verhaal letterlijk de leerling-profeten bij Elisa. In onze tijd is dat de kerk. De gelovigen moeten gevoed worden met de woorden uit de Bijbel, die vanaf de kansel worden verkondigd. Maar het kan zijn dat deze woorden door verkeerde uitleg ongezond, ja zelfs dodelijk worden, zodat het volk roept: “Hier gaan wij (geestelijk) dood aan.”

Als wij de parallel doortrekken, gaat dit over een tijd waarin het Woord óf nauwelijks óf verdraaid werd gebracht, zoals in de donkere middeleeuwen, toen de Bijbel onbekend was geworden. De toegang tot het Woord was toen voorbehouden aan een priesterkaste, en wat zij doorgaven was een verdraaiing van het evangelie. Pas tijdens de Reformatie werd het evangelie in zijn zuivere vorm opnieuw verkondigd.

Bij Elisa was de oplossing het toevoegen van meel. Meel werd gebruikt om brood van te bakken, en brood staat in de profetie voor het lichaam van Christus (denk aan het Heilig Avondmaal). De oplossing in de tijd van de Reformatie was dan ook: de verlossing in Christus weer centraal stellen in de uitleg van de Bijbel.

De zuiverheid bewaren

Wij, de kinderen van de Reformatie, zouden denken niets te duchten te hebben. Toch zijn de pijlers waarop de Reformatie rustte, aangetast door valse leerstellingen: kinderdoop, de zondagviering in plaats van de Bijbelse sabbat, en het idee van een eeuwig brandende hel. Deze dodelijke leerstellingen brengen geestelijke schade en leiden tot de dood als het volk daarmee gevoed wordt.

Is er dan geen enkele kerk te vinden waar geen giftige planten groeien? Hoewel ik geloof dat in onze kerk, de Zevende-dags Adventkerk, de Bijbel in zijn meest zuivere vorm wordt verkondigd, gebeurt dat door zondige mensen, er zijn geen andere. Ja, zelfs bij de oprechtste predikanten moeten wij als leden opletten en proeven wat er wordt opgediend. Als de verlossing in en door Christus ontbreekt of niet centraal staat, dan moeten wij, de leden, daar zelf het meel (Christus) bijvoegen.

Uiteindelijk is niet de herder verantwoordelijk voor wat wij geloven, al zal God van hem of haar verantwoording eisen, maar wijzelf. Wij moeten het Woord bestuderen, de vruchten zorgvuldig plukken en toetsen op hun voedingswaarde.

De opdracht begint pas

Als wij die gezonde vruchten gevonden hebben, begint onze opdracht pas. In de geschiedenis van Elisa moest het gezonde voedsel uiteindelijk worden uitgedeeld aan het profetisch volk. In onze tijd geldt dat voor iedereen die het Woord wil horen en ernaar wil leven.

Daarom rust op u en mij de verantwoordelijkheid voor de geestelijke gezondheid van allen in onze omgeving. U weet wat u te doen staat.

Piet Westein
Sjabbat sjalom