19. David - Rabbah wordt verslagen (2 Sam. 12:26-31)

19.  David - Rabbah wordt verslagen

(2 Sam. 12:26-31)

 

De kroon op een wankel hoofd - Joab blijft trouw aan zijn koning

Terwijl David en Bathseba met de nasleep van hun overspel worstelen, is Joab, de bevelhebber van het leger, verwikkeld in een langdurige strijd met de Ammonieten. Hun hoofdstad Rabbah,  grote stad,  heeft al die tijd standgehouden. Maar juist nu komt er een boodschap van Joab dat de stad op het punt staat te vallen.

Het zou voor Joab een peuleschilletje zijn om de stad zelf in te nemen. Hij heeft de watertoevoer naar de stad al in handen, en in de woestijn waar Rabbah ligt is dat allesbepalend. Hij zou de kroon van de koning van Rabbah kunnen nemen en op zijn eigen hoofd kunnen zetten. Dat zou toch niet onredelijk zijn? Hij heeft er immers lang en hard voor gevochten.

Maar Joab is kennelijk een oprecht en loyaal man. Hij weerstaat die verleiding. In plaats van zelf de eer op te strijken, roept hij David op om aanwezig te zijn bij de inname van de stad, zodat hij, als koning, de overwinning kan claimen.

Zodra David hoort dat Rabbah op het punt staat te vallen, verzamelt hij de rest van het leger en trekt naar het land van de Ammonieten. Bij aankomst bij Rabbah aarzelt hij geen moment. Tot dusver heeft Joab een voorzichtige strategie gevolgd, stap voor stap het leven in de stad onmogelijk gemaakt. Daardoor zijn er weinig slachtoffers gevallen onder de Israëlieten. Maar nu David er zelf is, verandert alles.

De stad wordt met geweld ingenomen. Iedereen wil de koning tonen hoe dapper hij is. Nu kan David de kroon van het hoofd van de koning van Ammon nemen en die op zijn eigen hoofd zetten. Hij, David, die al die tijd in Jeruzalem was gebleven, kan nu toch de overwinning voor zichzelf claimen.

Deze kroon is gemaakt van een talent goud,  dat is zo'n 26 kilo, met een waarde van rond de 260.000 euro. En daarin bevindt zich ook nog een uiterst kostbare edelsteen. De buit uit de stad is overweldigend. De rijke handelsstad verliest al haar rijkdom aan David en zijn leger.

 

De dood van een stad

Je zou zeggen: David heeft nu zijn zin. Hij heeft zich gewroken voor de gruweldaad die de Ammonieten begingen toen zij zijn ambassadeurs verminkten. Door de stad in te nemen en haar schatten te roven, heeft hij hen toch meer dan genoeg gestraft?

Maar nee. David heeft andere plannen met de bevolking van deze stad. Hij laat alle inwoners naar buiten brengen en verdeelt hen in twee groepen. Aan de ene kant de jonge, sterke mannen; aan de andere kant vrouwen, kinderen en ouderen.

Het grootste deel van de bevolking wordt op gruwelijke wijze omgebracht,  met zagen en bijlen worden zij afgeslacht. De jonge mannen worden gespaard, maar enkel om als slaven te worden ingezet in de steenovens van Israël. David heeft veel stenen nodig voor zijn vestingwerken. Deze goedkope arbeidskrachten komen daarbij goed van pas.

Niet alleen Rabbah, maar alle steden van de Ammonieten ondergaan ditzelfde lot. De generaties van de Ammonieten die in latere eeuwen opgroeien, zullen weinig liefde kennen voor het volk Israël. Het wordt moeilijk om uit hen nog bekeerlingen te winnen voor de God van Israël.

 

Zachtmoedigheid moet geleerd worden

David heeft zwaar gezondigd tegen zowel God als tegen zijn medemensen. En hoewel de Schepper hem zijn zonden vergeven heeft en zijn leven heeft gespaard, rust nu de blik van de hemel op deze koning. Hoe zal hij omgaan met deze grote genade?

Helaas is er grote teleurstelling onder de engelen die dit drama aanschouwen. En niet alleen zij. Wat doet het met het karakter van de soldaten die het bevel krijgen om deze genocide uit te voeren? Nee, dit is geen voorbeeld van iemand die een diepgaande geloofservaring met God heeft gehad.

Als wij dan denken aan Jezus, Die, terwijl Romeinse soldaten spijkers door Zijn handen en voeten slaan, bidt om vergeving voor hen “want zij weten niet wat zij doen” dan weten we: noch David, noch ik, hebben een karakter dat klaar is om zonder meer meegenomen te worden naar het eeuwige Koninkrijk.

Wij zullen het, net als David, moeten hebben van de gerechtigheid van Jezus, Die God ons toerekent in Zijn Zoon. En ik wil maar al te graag al mijn zonden en tekortkomingen inruilen voor die gerechtigheid van Christus. Want als wij onze zonden brengen aan de voeten van God, dan rekent Hij ons de gerechtigheid van Zijn Zoon toe.

Voor ons, die leven in de laatste fase van deze wereldgeschiedenis, is het essentieel om een goed begrip te hebben van het verlossingsplan. Zodat, wanneer geloofsvervolging komt, wij niet van ons geloof afvallen. Er komt nog een moment waarop wij geroepen zullen worden om de boodschap van verlossing, door het bloed van Christus, luid en duidelijk te verkondigen.

Vul uzelf dan nu met het Woord van God, zodat u, wanneer het moment daar is,  zult weten wat u moet zeggen.

 

Piet Westein

 

P.S.
David heeft nog niet veel geleerd, noch van zijn zonden, noch van de vergeving van God. Maar David heeft veel vrouwen, en die vrouwen schenken hem veel zonen. Misschien kan hij iets van zichzelf herkennen in die kinderen... zodat zij hem een spiegel voorhouden? Daar is bijvoorbeeld zijn zoon Amnon...