15. TWP - Een kruikje met olie (2 Koningen 4:1-7)

15. Twee wonder profeten - Een kruikje met olie (2 Koningen 4:1-7)

De geschiedenis die wij nu bestuderen, is alleen goed te begrijpen tegen de achtergrond van de gebruiken uit die tijd. Het gaat over een vrouw van een profeet, wiens man onlangs overleden is. In die dagen kon een schuldeiser, wanneer de kostwinner was gestorven, zonder pardon komen en zowel bezittingen als familieleden verkopen om zijn schuld te verhalen (dit was vóór de tijd van de schuldsanering).

In nood naar de profeet

Deze weduwe klopt aan bij de profeet Elisa voor hulp. De schuldeiser is gekomen en wil haar twee zonen als slaaf verkopen om zo zijn geld terug te krijgen. Elisa vraagt haar wat zij nog bezit. Ze antwoordt: “Niets dan een kruikje met wat olie.” De oplossing die Elisa vervolgens aandraagt, lijkt merkwaardig: zij en haar zonen moeten lege kruiken gaan verzamelen bij de buren (nee, niet voor het statiegeld). Dan moet zij zich met haar zonen in huis opsluiten en beginnen te schenken uit dat kleine kruikje – in al die grote kruiken.

Een wonder van geloof

Normaal gesproken zou je zeggen: dat is onmogelijk. Misschien had zij als vrouw van een profeet al eerder wonderen meegemaakt, maar toch vereist dit een groot geloof. Deze weduwe twijfelt niet; ze doet wat Elisa zegt. En het wonder gebeurt: de olie blijft stromen zolang er lege kruiken zijn. Pas als er geen kruiken meer zijn, stopt de stroom. Het laat zien dat het niet aan God ligt – Hij kan overvloedig zegenen – maar aan ons: hoe groot is ons geloof, hoe ruim zijn onze voorbereidingen?

Als alle kruiken gevuld zijn, zegt Elisa: verkoop de olie, betaal je schulden en leef van de rest. Een wonder met een goede afloop – maar wat betekent dit voor ons, hier en nu?

Een verborgen evangelieboodschap

Deze geschiedenis bevat, bij nader inzien, een diepere boodschap. De vrouw is de weduwe van een profeet – in profetische taal is een vrouw vaak een beeld van een gemeente. Deze vrouw staat dan voor een kerk waarin de profetie een centrale rol speelt, of een kerk waar de profeten zelf naar verwezen hebben. Haar overleden man kan dan staan voor Christus, de Profeet bij uitstek, Die stierf om onze schuld te betalen.

De schuldeiser – een beeld van satan, de aanklager van de gelovigen – eist de zonen op, die symbool staan voor de leden van de kerk. Satan weet immers: de schuld is reëel. Maar de vrouw heeft nog iets: een klein kruikje met olie – een beeld van de Heilige Geest. Haar zonen moeten lege kruiken halen – mensen die nog niet vervuld zijn met het evangelie. De vrouw begint te schenken – en de olie blijft stromen zolang er lege vaten zijn.

Waarom schenken wij eigenlijk zo zuinig?

Wat betekent dit voor ons? Wij, de gemeente van Christus, zijn geroepen om het evangelie uit te dragen. Wij hebben een schuld tegenover de wereld: de verantwoordelijkheid om hen te bereiken met de boodschap van redding. Maar de olie stroomt alleen zolang wij blijven schenken. Zodra wij stoppen – uit gemakzucht, angst of ongeloof – stopt ook de stroom.

Waarom moet de vrouw de deur sluiten? Is dat niet in tegenspraak met een open gemeente? Nee, het leert ons dat de gemeente zich weliswaar opent voor mensen, maar zich afsluit voor de zonde. Satan wil binnendringen, juist wanneer de zegen begint te stromen. Daarom moet de olie puur blijven – geen vermenging met wereldse invloeden.

Vol zijn van de Geest

De vaten worden pas als ‘gevuld’ beschouwd wanneer ze vol zijn. Zo moeten ook de mensen die wij bereiken niet slechts iets van het evangelie ontvangen, maar vol worden van het Woord en de Geest, zodat ook zij weer anderen kunnen vullen. Wij mogen niet tevreden zijn met oppervlakkige kennis of halve bekeringen – het evangelie is bedoeld om levens totaal te veranderen.

De les is eenvoudig, maar diepgaand: giet ruimhartig. Hoe meer u schenkt, hoe meer u zult ontvangen. Maar als u stopt met geven, droogt de bron op. Misschien moeten wij minder bidden om de uitstorting van de Geest, en méér delen van wat wij al hebben ontvangen. Wie het kleine deelt, krijgt overvloedig terug.

Niet God houdt Zijn Geest tegen – wijzelf zijn het obstakel.

Piet Westein