10. Twee gezalfde koningen - Met het zwaard van de vijand
1 Samuël 21:1-9
Op de vlucht naar het heiligdom
David vlucht naar de tabernakel, die op dat moment te Nob (hoogte) staat. Achimelech (mijn broeder is koning) is op dat moment de dienstdoende hogepriester, op de koning na de machtigste man in het rijk. David is niet helemaal eerlijk tegenover de priester. Wanneer de priester David vraagt: “Waarom ben je helemaal alleen?”, vertelt hij dat hij voor koning Saul op een geheime missie is. “De manschappen heb ik ergens heen gestuurd,” zegt hij.
David is overhaast gevlucht en heeft geen proviand of wapens mee kunnen nemen. Daarom vraagt hij aan Achimelech specifiek om vijf broden. Dat getal vijf roept toch wel een vraag op. U weet misschien nog wel dat, toen David tegen Goliath ten strijde trok, hij zich beperkte tot het meenemen van vijf stenen, terwijl hij er maar één nodig had. Waar die vijf stenen te maken hadden met de dood van de vijand van de kinderen van God, daar zie ik in de toonbroden (heilig brood) een verwijzing naar het lichaam van Christus – “Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald,” zegt Jezus.
In onze tijd kunnen wij dat getal vijf gebruiken als een verwijzing naar de vijfde gemeente uit het boek Openbaring (Openbaring 3:1-6). Ook deze gemeente heeft, net als David, maar een handvol medestanders – slechts een handvol gelovigen die nog rein zijn. Dit is de eerste gemeente waarin over de wederkomst gesproken wordt. Ook wordt in de vijfde gemeente opgeroepen om waakzaam te zijn, zoals David waakzaam moest zijn voor Saul, die hem steeds achtervolgde. Als David niet constant waakzaam was geweest, zou Saul hem onverhoeds hebben kunnen overvallen – zoals de wederkomst van Jezus de meeste mensen zal overvallen.
De vijfde gemeente is ook de gemeente die het hemels heiligdom herontdekt. Zij worden, net als David, gevoed met het heilig brood (het Woord) uit het heiligdom, en hun wordt een wit kleed beloofd (Openbaring 3:5). Als David vervolgens om een wapen vraagt aan Achimelech, zegt deze hem dat er slechts één wapen is in de tabernakel: het zwaard van de reus Goliath.
Dat zwaard was gewikkeld in een mantel. Ook ons wordt in de eindtijd het zwaard van de Geest beloofd, en wij krijgen de mantel van Christus’ gerechtigheid. Alleen komt dat zwaard bij ons uit onze mond zodra wij het evangelie verkondigen – het is het Woord van God, zoals het ook uit de mond van Jezus kwam (Openbaring 1:16). Wanneer wij het evangelie verkondigen, zullen satan en zijn trawanten het onderspit delven.
Geen omgang met vrouwen?
Wanneer David aan Achimelech om die vijf broden vraagt, stelt Achimelech wel een voorwaarde. Hij zegt dat dit heilig voedsel is, dat slechts door reine mensen gegeten mag worden. “Zijn jij en de mannen die bij je zijn rein? Hebben jullie je wel van vrouwen onthouden?” Volgens David zijn de mannen rein, en mogen zij, als zij gewapend uittrekken, geen omgang met vrouwen hebben, opdat de wapens gezegend kunnen zijn.
Dat idee van rein en onrein is voor ons in onze tijd moeilijk te begrijpen. In het boek Leviticus zijn aan die begrippen hele hoofdstukken gewijd. Wij moeten ons afvragen of het hier gaat om de natuurlijke omgang met de eigen vrouw, of dat mannen die langere tijd van huis waren – zoals deze soldaten – zich vrijheden met vreemde vrouwen veroorloofden.
In onze tijd speelt vooral de geestelijke betekenis van het woord "vrouw". In de profetie staat het woord "vrouw" voor een kerk. Wij, de gelovigen van de eindtijd, worden opgeroepen om bij de laatste gemeente van Jezus te blijven, ondanks dat er misschien veel verkeerd is aan die gemeente.
Wij moeten geen banden aangaan met andere kerken (“vrouwen”). De kerken van de tegenstander worden in het boek Openbaring onder de noemer “Babylon” gebracht. Babylon wordt in Openbaring 17:1-6 beschreven als een grote hoer die op een vuurrood beest zit, waar alle politieke machten aan onderworpen zijn.
Waar David en zijn volgelingen zich verre moesten houden van letterlijke onreine vrouwen (hoeren), daar moeten wij geen gemeenschap hebben met kerken die hier op aarde een aards koninkrijk bouwen en hun heil verwachten buiten de Bijbel om.
Zo gaat David uiteindelijk op weg. Uit dat heiligdom – daar waar God in de vorm van de Schechina boven de ark woonde – nam hij drie dingen mee op zijn reis. Ten eerste het heilige brood, als beeld van het lichaam van Christus. Ten tweede het zwaard van Goliath, als beeld van het Woord van God, dat scherper is dan enig tweesnijdend scherp zwaard. En ten derde de mantel waarin dat zwaard gewikkeld was. Die mantel kunnen wij op twee manieren toepassen: als verwijzing naar het witte kleed van Christus’ gerechtigheid, of naar de wapenrusting die ieder kind van God nodig heeft om de strijd met satan en zijn trawanten aan te binden. Of misschien wel allebei. U mag zelf beslissen.
Piet Westein
P.S.
Zo neemt de ene gezalfde koning van Israël, David, afscheid van de andere, evenzeer gezalfde koning, Saul. Beiden gezalfd door dezelfde profeet Samuël, in opdracht van dezelfde God. Apart gezet voor dezelfde dienst: het koningschap over het volk van God. Hoe zal dat aflopen?