14. Oordeel en Genade - Vier melaatsen met het evangelie (2 Koningen 6:24-33 en 7:1-20)

14. Oordeel en Genade - Vier melaatsen met het evangelie 

(2 Koningen 6:24-33 en 7:1-20)

 

Het volgende verhaal is een wat langere geschiedenis. Het gaat over het beleg en ontzet van Samaria en beslaat bijna twee hoofdstukken, te vinden in 2 Koningen 6:24-33 en 7:1-20. De lengte van de geschiedenis kan een aanwijzing zijn voor haar belangrijkheid: er valt veel te leren.

 

Hoewel de vorige geschiedenis van Elisa eindigde met de uitspraak dat de legers van de Arameeërs niet meer in Israël kwamen nadat de Israëlieten hen goed voor kwaad hadden vergolden, zien wij hier dat zij toch weer verschijnen. Sterker nog, dit keer is het geen gewone rooftocht. Benhadad, de koning van Aram, komt met zijn hele leger. Zij omsingelen de hoofdstad en blijven zo lang dat er een grote hongersnood uitbreekt. Het wordt zo erg dat men woekerprijzen rekent: tachtig zilverstukken voor de kop van een ezel, zelfs duivenmest wordt verkocht als voedsel.

Op een dag inspecteert de koning de stadsmuren en spreekt een vrouw hem aan: “Help mij, o koning.”

De koning antwoordt dat hij haar niet kan helpen, omdat er geen graan is op de dorsvloer en geen druiven in de perskuip, maar vraagt naar haar probleem. Zij vertelt een vreselijk verhaal: zij en haar buurvrouw hadden allebei een kind, en door de honger waren zij overeengekomen eerst de één te doden en op te eten, daarna de ander. Nadat het ene kind opgegeten was, weigerde de andere vrouw haar kind af te staan; zij had hem verborgen.

In plaats van deze vrouwen te veroordelen of te doden voor moord en kannibalisme, zegt de koning dat hij de profeet Elisa zal doden. Hij legt de schuld voor de oorlog en zijn gevolgen bij God en Zijn profeet. Hij zegt: “Zo mag God met mij doen, ja nog erger, als ik vandaag het hoofd van Elisa op zijn romp laat staan.” Een scherprechter wordt naar Elisa gestuurd om hem te onthoofden.

Elisa, door de Geest gewaarschuwd, zegt tegen de oudsten die bij hem zijn: “Hebben jullie gezien dat die moordenaarszoon iemand gestuurd heeft om mij te onthoofden? Houd hem tegen bij de deur tot de koning hier ook is.”

Wanneer de koning arriveert, zegt hij: “Waarom zou ik nog op de Here vertrouwen, met al dat onheil dat Hij ons zendt?”

Dan geeft Elisa een profetie die vrijwel niemand kan geloven, maar die binnen één dag uitkomt: de prijzen van het eten zullen drastisch dalen. De hoofdman bij de koning reageert sceptisch: “Al zou de Here de sluizen van de hemel openen, ik zie het nog niet gebeuren.” Elisa zegt: “Jij zult het wel zien, maar er niet van eten.”

 

De melaatsen eten eerst

Er waren daar vier mannen, allen melaats. Zij konden niet naar de stad vanwege de hongersnood, noch naar het kamp van de vijand, omdat zij waarschijnlijk zouden worden gedood. Na overleg besluiten zij toch bij de Arameeërs te gaan kijken; als zij daar gedood zouden worden, zou dat de kortste pijn zijn.

Bij aankomst in het kamp kunnen zij hun ogen niet geloven: het is verlaten, alle tenten zijn leeg, maar het eten en de waardevolle spullen liggen voor het grijpen. Zij eten hun buik rond en verbergen goud, zilver en kledingstukken.

Wanneer zij hiermee bezig zijn, zegt één van hen: “Dit is niet goed wat wij doen, want dit is een dag van grote blijdschap en wij houden ons stil. Laten wij naar de stad gaan en het de koning melden.”

Zij gaan terug en melden het aan de poortwachters, die het doorgeven aan de koning. Hoewel hij de profetie van Elisa eerder had gehoord, durft hij eerst niet te vertrouwen en stuurt soldaten om te onderzoeken. Pas als de soldaten terugkeren en melden dat alle vijanden zijn gevlucht, worden de poorten geopend. De menigte stroomt naar buiten, maar in hun haast wordt de hoofdman die de orde moet bewaren, doodgetrapt. Zo blijkt opnieuw: de profetieën van God komen altijd nauwkeurig uit.

 

Een levende of een dode Zoon?

De vrouw die de koning om hulp vraagt, symboliseert in profetische zin een kerk of religieuze macht. Zij heeft haar zoon gedood, maar deelt hem met een andere vrouw: dit verwijst naar de Messias, die door Zijn eigen volk is verworpen. De andere kerk houdt de Messias in leven, ondanks alle tegenstand.

De koning staat in de profetie voor de politieke macht. Hij kan de vrouw niet helpen; geestelijke kwesties zijn buiten het bereik van de politiek. Zijn dreiging om de profeet te doden weerspiegelt de vervolging van de kerk van Christus in de laatste tweeduizend jaar. Zodra religieuze machten politieke steun zoeken, ontstaat geloofsvervolging.

 

Een vervulde profetie

Elisa’s tijdsprofetie is ondubbelzinnig: morgen zal een maat fijn meel een sikkel kosten en twee maten gerst een sikkel. Zoals altijd wordt dit in twijfel getrokken. De scepticus die het hoorde, zag het pas gebeuren toen het werkelijkheid werd, zijn ongeloof kostte hem zijn leven. Zo zal het ook zijn met hen die de profetieën over de wederkomst horen maar niet geloven: zij zullen het meemaken, maar niet delen in de vreugde.

 

Wie is er nu niet melaats?

De vier melaatsen staan tussen de stad en het vijandelijk kamp. In profetische zin staat melaatsheid altijd voor zonde. Toch gebruikt God hen om het evangelie te verkondigen, ondanks hun besmettelijke “onreinheid”.

Zij besluiten het kamp van de vijand te betreden en worden plots rijk. Wanneer zij inzien dat zij verkeerd handelen door stil te blijven, besluiten zij hun vondst aan de stad te melden. Dit symboliseert de christenen die het evangelie kennen maar het niet durven uitdragen.

Ik zie in deze vier melaatse mannen de vier evangeliën: zij dragen de kennis van Gods liefde en kunnen de wereld voeden met het Woord. De melaatsheid van de zonde wordt afgewassen door het evangelie, maar de boodschap die wij hebben aangenomen, is pas effectief als wij die ook aan anderen doorgeven. Probeer het eens!


Piet Westein