10. Oordeel en Genade - Melaatsheid als zegen van God

Melaatsheid als zegen van God

2 Koningen 5:27

 

Dit mag dan een vreemde titel lijken, maar het zegt wel precies wat ik bedoel. Dit gedeelte gaat over Naäman, een legeroverste van de koning van Aram. Nóch de generaal, nóch zijn baas de koning, zijn blij met de ziekte die Naäman heeft getroffen. Het is daarom dat zij zelfs naar de hulp in de huishouding willen luisteren, als zij zegt dat er in Israël een profeet is die de ziekte kan genezen.

 

Aan het verkeerde adres

Naäman krijgt van de koning van Aram een brief mee voor zijn collega, de koning van Israël, met de opdracht: genees mijn generaal van zijn melaatsheid. Naäman gaat onderweg met een rijk beladen karavaan, kamelen, goud en zilver in overvloed.

Maar aangekomen in Israël kijkt hij beteuterd. Het hele paleis, inclusief de koning, is in rep en roer, ja de hele stad weet zich geen raad. Men vermoedt een valstrik, een voorwendsel om een oorlog te beginnen als de generaal niet wordt genezen.

Zodra Elisa hiervan hoort, laat hij de koning weten niet bezorgd te zijn en de melaatse naar hem door te verwijzen. Maar als Naäman voor de deur van de profeet verschijnt, wacht hem een nieuwe teleurstelling. Alleen de knecht van de profeet krijgt hij te zien, met de boodschap: “Ga naar de rivier de Jordaan en ga daar zevenmaal kopje onder, dan zul je genezen zijn.”

Dit was geheel tegen zijn verwachtingspatroon. Hij had gedacht dat de profeet naar buiten zou komen en hem zou behandelen door over zijn melaatsheid te strijken met zijn handen en zo de melaatsheid weg te nemen.

 

Luister naar God en Zijn profeten

Hoewel de opdracht simpel was en het Naäman niets kostte, weigerde hij aanvankelijk het advies op te volgen. Hij was bereid al het goud en zilver dat hij bij zich had aan de profeet te geven, maar die moest dan wel doen wat híj verwachtte. Het leek allemaal ook zo onlogisch.

Hij zou in Damascus zich toch wel honderd keer in de Abana en de Parpar, die mooie schone rivieren, kunnen baden. Zou dan zo’n smal modderriviertje als de Jordaan hem kunnen genezen? Nee, daar begon hij niet aan.

Het is pas als zijn knechten die bij hem zijn op hem inpraten en hem overtuigen het toch maar te proberen, dat hij de wagen waarop hij rijdt laat stoppen. Zonder veel hoop op een wonder, maar wel in gehoorzaamheid aan het woord van de profeet, daalt hij af in de door hem zo verguisde Jordaan. En zie, na zeven onderdompelingen is de ziekte verdwenen.

 

Gehoorzaamheid wil Ik en geen offeranden, zegt God

Dat wat al zijn goud en zilver hem niet konden geven, verkreeg hij gratis door het gebod van God te gehoorzamen. Hier kunnen wij zien dat Naäman gezegend was met een zeer ernstige ziekte. Het was door deze ziekte dat hij de God van Israël leerde kennen en het wonder der bekering meemaakte.

Onmiddellijk na zijn genezing wil Naäman naar de profeet om hem met dank en schatten te overladen. Maar de profeet wil van geen betaling weten. Elisa weet dat deze man nog moet leren wat het evangelie inhoudt: dat een zondaar behouden wordt om niet. Wij kunnen God niet betalen voor onze verlossing.

De melaatsheid van Naäman was een beeld van de zonde waar hij vol van was. Zijn zonden werden weggewassen door de doop in de Jordaan, die rivier is immers een beeld van het oordeel. Het grootste wonder was dan ook niet zijn letterlijke, zichtbare genezing van zijn melaatsheid, maar veel meer de vergeving van alle zonden die scheiding maakten tussen hem en God.

Als Jezus honderden jaren later de melaatsen geneest, is de les in wezen hetzelfde. Onze gebeden zijn vaak veel urgenter als het gaat om verlichting van lichamelijke klachten dan om verlossing van geestelijke tekortkomingen. Wij moeten misschien nog leren dat God én onze lichamelijke klachten én onze geestelijke zwakte kan genezen.

 

Heilige grond?

Op het moment dat Naäman begrijpt dat de profeet niets van zijn schatten zal aannemen als betaling voor zijn genezing, vraagt hij iets van de profeet. Hij wil namelijk wat grond uit Israël meenemen om in zijn eigen woonplaats een geheiligde plaats te kunnen hebben waar hij die machtige God van Israël kan aanbidden.

Hij beseft wel dat hij ook in de toekomst misschien tekort zal schieten in heiligheid en vraagt de profeet daarvoor alvast vergeving. Het is met ons natuurlijk niet veel anders. Ondanks dat ons hart God geheel is toegewijd, schieten wij tekort in denken en handelen voor God en Zijn wet.

Toch hebben ook wij een stukje van dat hemelse Kanaän in ons hart, zodat wij God op geheiligde grond kunnen aanbidden. Laten wij onze knie vooral niet voor een andere god buigen!

 

Piet Westein

 

P.S.
Er is nog iemand die een les moest leren van deze wonderbaarlijke genezing, dat is de knecht van Elisa, Gehazi. Maar die bewaren wij voor een volgende keer. Het zal een moeilijke les worden.