10. Mattheüs' Waarheid - Waarom geven als je kunt krijgen
(Mattheüs 6:1-4)
Inleiding
Deze studie gaat over het onderwijs van Jezus in Mattheüs 6:1-4. Ze onderzoekt de motieven achter het geven en benadrukt dat oprechte dankbaarheid en stille goedheid het hart van waarachtig geven vormen.
Wat is de motivatie om te geven?
Jezus gaat verder met waar Hij mee bezig was. Hij geeft les aan de menigte mensen die Hem de berg op waren gevolgd. Nu gaat het om het geven van aalmoezen in al zijn vormen. Het gaat hier niet alleen om het geven, maar ook om de motivatie. Als je het doet om een andere reden dan om je lijdende medemens te helpen, dan moeten wij daar verandering in brengen.
Wat is die linkerhand?
Waarom mogen wij niet laten weten wanneer wij iets goeds doen? Waar gaat het hier over? Laten wij Job als voorbeeld nemen. Hij staat bekend en wordt geroemd om zijn goede daden. De Bijbel zegt daar ook niets negatiefs over. Sterker nog, Paulus roept ons op dat onze goedheid en vriendelijkheid bij alle mensen bekend is. Eigenlijk zijn beide dingen waar. Maar het is de motivatie in ons hart die het verschil maakt.
Wij mogen God zeker dankbaar zijn dat Hij ons aanzet tot het geven van aalmoezen. De blijdschap die wij in ons hart ontvangen wanneer wij iemand uit onze overvloed kunnen helpen, moet genoeg zijn. Op het moment dat wij dat zo nodig wereldkundig willen maken, deugt er iets niet aan onze motivatie.
Geven als zegen
Geven moet een zegen zijn voor de gever van de gave, net zo goed als voor de ontvanger. Ik ben bang dat mijn linkerhand altijd zal weten wat mijn rechterhand doet. Onze goede daden zullen altijd met gemengde gevoelens gepaard gaan.
Het blijft zo dat het voor een hulpbehoevende niet veel uitmaakt waarom de gever geeft, als hij maar geholpen is. Het is de gever die moet opletten dat hij door het geven van zijn gaven geen beschadiging oploopt. Zo ziet u dat het geven van goede dingen niet altijd zonder gevaar is.
De juiste motivatie
Het is daarom terecht dat Jezus ons oproept om ons hart te doorzoeken waarom wij geven. Wij moeten natuurlijk blijven geven, maar vooral met de juiste motieven. De armen en de hulpbehoevenden zijn natuurlijk net zo goed kinderen van onze hemelse Vader als de rijken.
Toen Jezus in Marcus 14:7 aan de discipelen beloofde dat zij de armen altijd bij zich zouden hebben, betekende dat dat het probleem van het geven altijd zou blijven bestaan. Wij moeten niet vergeten dat God ons de armen gegeven heeft, zodat wij, beter bedeelden, onze dankbaarheid aan God kunnen laten zien door voor hen te zorgen.
Als wij God danken voor onze welvaart, maar dat niet laten blijken in ons handelen met hen, dan is onze dank zeker niet groot genoeg. Er staat niet voor niets geschreven: “Geef, en u zal gegeven worden.” Het een gaat niet zonder het ander.
De armen zijn blij met een relatief kleine gift, de rijken merken het verschil niet eens. De blijdschap van de armen lijkt daardoor wel groter dan de vreugde van menig rijke. Het is daarom maar beter om noch rijk, noch arm te zijn. Voldoende voor iedere dag moet genoeg zijn. Waar de rijkdom toeneemt, nemen de zorgen ook toe. Geef je blijdschap niet prijs in de zoektocht naar rijkdom. Het is niet voor niets dat het woord rijkdom eindigt met dom.
Piet Westein
P.S.
Vergeet niet dat God de gever is van alles wat wij hebben. Laten wij dan ook uit dankbaarheid leven. Laten wij onze schatten delen met de armen en het doen met blijdschap.

-edit-20251123121505.png)