07. Twee gezalfde koningen - Goliath en David
1 Samuël 17
Twee mensen of twee legers?
Het is weer zover: de Filistijnen hebben de vijf legers van hun vijf steden verzameld. Ze zijn gelegerd in de vlakte bij de stad Efes-Dammim (grens van het bloed) in Juda. Ook koning Saul roept zijn leger samen en legt het in het Terebinten dal, vlak bij de Filistijnen.
Normaal gesproken, wanneer twee landen in oorlog zijn, strijden de legers van die landen met elkaar. Tot een paar honderd jaar geleden ging de koning zelf voorop in de strijd. Maar wat we hier zien, is dat één man uit de gelederen van de Filistijnen naar voren komt en het voorstel doet om de sterkste man van het Israëlische leger naar hem toe te sturen. Zij zouden dan strijden en degene die wint, zou de oorlog voor zijn land winnen. Het lijkt een logisch en eerbaar voorstel. Het zou zeker veel bloedvergieten voorkomen.
Het probleem is echter dat er in het hele leger van Israël geen man te vinden is die de moed heeft om met de kampvechter van de Filistijnen te strijden. Waar is nu die grote sterke koning Saul? Hij steekt toch met kop en schouders boven zijn volk uit? Misschien wil Jonathan, de zoon van Saul, die grote held, die de Filistijnen al tweemaal verslagen heeft, maar ook van hem horen wij niets. Waarom toch?
Is het misschien omdat de kampvechter van de Filistijnen wel heel erg groot is? Hij was een reus van drie en een halve meter lang. Bovendien was hij volledig met een metalen pantser bekleed. Letterlijk staat er: "Met een geschubd pantser." Door dat geschubde pantser leek hij wel op de vis-god Dagon van de Filistijnen, die eveneens helemaal geschubd was als een vis. Op het eerste gezicht leek Goliath onoverwinnelijk.
Isaï, een oude patriarch, had acht zonen. Hijzelf was oud en hoogbejaard. Zijn zonen waren dappere mannen, de oudste drie hadden dienst genomen in het leger van Saul. Zij waren ook bij de mannen die sidderden van angst. Veertig dagen lang kwam deze held uit het kamp van de vijand naar voren. Iedere ochtend en middag riep hij hetzelfde. Hij lasterde de God van Israël en Zijn volk. De reactie in het leger van Israël was dodelijke angst. Iedereen beeft en kruipt weg. Waar moet dat heen?
In Gods naam met een stok en een steen
Op dat moment komt David, de jongste zoon van Isaï, aanlopen. Hij ziet de reus en hoort hem tekeer gaan tegen het leger en de God van Israël. David was door zijn oude vader gestuurd om naar de welstand van zijn broers te informeren. Zijn broers reageren op zijn aanwezigheid net als de broers van Jozef. "Waar heb je die paar schapen gelaten en wat kom jij hier doen?" Nadat men David heeft geïnformeerd over de stand van zaken en hij geen enkele angst toont voor de reus, wordt hij bij koning Saul gebracht. Als David aanbiedt om tegen de reus te strijden, krijgt hij te horen dat hij daarvoor veel te jong is. Hierna vertelt David dat hij tijdens het hoeden van de schapen zowel een leeuw als een beer gedood heeft. Koning Saul biedt hem zijn eigen harnas en een zwaard aan. Maar wanneer David in het harnas probeert te lopen, lukt dat niet. David wijst alle aardse hulpmiddelen af en gaat gewapend met zijn staf en slinger op weg.
Ik denk niet dat er veel mensen waren die dachten dat David dit zou overleven. Onderweg moet David een beek oversteken. Daar kiest hij vijf gladde stenen uit die hij in zijn tas stopt. Bij de reus aangekomen, voelt Goliath zich beledigd. "Hebben zij daar in dat leger van Israël echt niemand beter dan een jonge jongen met een stok om met mij te strijden? Ik ben geen hond! Kom maar hier, dan prik ik je aan mijn speer en geef ik je aan de vogels te eten."
De reactie van David is: "Jij hebt dan wel een grote mond en hebt een werpspies en een zwaard, maar ik treed je tegemoet in de naam van onze God. Vandaag zal onze God jou in mijn macht geven en ik zal je hoofd afhakken. De lijken van het hele leger van de Filistijnen zullen door de vogels opgegeten worden." Tot nu toe lijken het alleen maar grote woorden, maar zodra de twee op elkaar afstormen, neemt David één van de vijf stenen uit zijn tas en werpt hem met zijn slinger naar de reus. De steen treft hem, als een geweerkogel, in het voorhoofd en vermorzelt zijn hoofd. Zo stort de reus ter aarde en staat niet weer op. Omdat David verder ongewapend is, neemt hij het zwaard van Goliath en hakt zijn hoofd af.
Je zou nu verwachten dat de Filistijnen zich zouden overgeven, want dat was toch de afspraak? Wie van de twee kampvechters wint, die wint de oorlog voor zijn volk. Niet zo! Zodra de Israëlieten zien dat Goliath dood is, beginnen zij te roepen: "Wij hebben die reus verslagen." Terwijl de Filistijnen op de vlucht slaan, achtervolgen de Israëlieten hen en doden velen van hun vijanden.
Waar is het evangelie in dit alles?
Dit is één van de meest bekende verhalen uit de Bijbel. Het is vooral erg populair als kinderverhaal. Maar als het geen deel uitmaakt van de heilsgeschiedenis, heeft het voor ons als kinderen van God maar een beperkte waarde.
Wij moeten ons afvragen: waar zijn David en Goliath een type van? Welke heilswaarheden liggen in deze geschiedenis verborgen? Zijn er misschien zelfs profetische vergezichten verborgen in deze geschiedenis? Laten we die vragen één voor één bezien.
We hebben al gezien dat David de zoon is van een oude van dagen. Zijn naam betekent "de geliefde." Het is niet moeilijk daar Jezus in te herkennen als de geliefde Zoon van God. Het is Jezus die de strijd veertig dagen lang in de woestijn zou aangaan met die grote geschubde vijand en hem uiteindelijk de kop zou vermorzelen.
De naam van Goliath is interessant, het betekent "hij die in ballingschap leeft." Hij draagt een geschubd harnas. Al in het paradijs zien we de vijand van God en mens verschijnen als een geschubde slang. Daar in de Hof van Eden krijgt Satan al te horen dat zijn kop vermorzeld zal worden.
Dan hebben we koning Saul, die grote sterke man die alles van God heeft gekregen zonder dat hij er iets voor hoefde te doen. Saul werd door God aangesteld om Zijn volk te hoeden, maar schoot keer op keer tekort. Saul wordt daarmee een beeld van iedereen die binnen de gemeente van God een roeping heeft, maar deze niet durft, kan of wil vervullen. Laten we daarbij vooral niet alleen naar de predikanten kijken. Wij als kinderen van God behoren allemaal tot dat koninklijke priesterschap en zijn daarmee allemaal geroepen om de gemeente van God te beschermen en op te bouwen.
Ook voor ons in deze tijd zit de vijand niet stil. Van onze tijd wordt gezegd dat er een teken aan onze rechterhand en aan ons voorhoofd gegeven zal worden. Dat teken zal ons herkenbaar maken als kinderen van God of als kinderen van de tegenstander. Of dat een letterlijk zichtbaar teken zal zijn, weet ik niet. Het zal niet zoiets zijn als slangenleren schoenen. Maar als het er is, zullen wij het herkennen.
Wat we wel weten, is dat wij, net als het volk van Israël, ons kunnen verheugen in een overwinning die een Ander voor ons heeft behaald en die ons wordt toegerekend. In onze Held zijn wij daarom meer dan overwinnaars.
Piet Westein
P.S.
Waarom nam David vijf stenen uit de beekbedding, terwijl hij er met één genoeg had? Had hij niet genoeg geloof, of zijn die vijf stenen een verwijzing naar de vijf steden van de Filistijnen? Misschien is het voor onze tijd een verwijzing naar het boek Openbaring, waar we ook een vijfde gemeente, zegel, bazuin en plaag vinden. Als u dat echt wil weten, moet u dat maar eens goed bestuderen.