07. TWP - De roeping van Elisa (1 Koningen 19:14-21)

07. Twee wonderprofeten - De roeping van Elisa (1 Koningen 19:14-21)

Wanneer Elia van Horeb vertrekt, komt hij op een gegeven moment Elisa tegen, die hij moet zalven als zijn opvolger. Zodra Elia hem ziet, werpt hij zijn mantel naar hem toe. Dit lijkt misschien een vreemde manier om iemand uit te nodigen voor een sollicitatiegesprek om profeet te worden, maar er gebeuren twee belangrijke dingen. Ten eerste zegt de profeet eigenlijk tegen Elisa: “Als je deze mantel oppakt en draagt, heb je de functie die bij deze mantel hoort.” Ten tweede betekent dit dat Elisa alles moet achterlaten: de rijkdom die hij met zijn vader bezit, en de vervolging en armoede die Elia heeft meegemaakt, zal ook zijn deel worden.

Elisa is aan het ploegen met twaalf span ossen. Deze man moet wel ontzettend rijk zijn, want de meeste boeren bezitten zelf geen span ossen; zij huren die voor het ploegen. In een heel dorp hadden vaak slechts twee of drie boeren een span ossen voor het zware werk.

Het getal twaalf wijst echter ook direct op het feit dat Elisa geroepen wordt om te werken voor de twaalf stammen van Israël. Deze jonge man wordt uitgenodigd om al zijn rijkdom op te geven en het leven van een door de koning vervolgde armoedzaaier en profeet te gaan leiden. (Denk aan het verhaal van de rijke jongeling.)

Wat Elisa daarna doet, is behoorlijk verbazingwekkend. Hij neemt één span ossen, maakt een vredeoffer van hen, en samen eten ze het vlees op.

Wat betekent het dat één span wordt opgeofferd?

Als de twaalf span ossen wijzen op de twaalf stammen van Israël, wat betekent het dan dat er één wordt opgeofferd? Toen God aan iedere stam van Israël een erfdeel toekende, maakte Hij een uitzondering voor de stam van Levi. Deze stam zou tussen de andere stammen wonen, zonder eigen land te krijgen. God zei van deze stam: “Ik ben zijn erfdeel.” Zo was het ook voor Elisa. Hij verloor misschien zijn aardse rijkdom, maar kreeg een hemels koninkrijk. Dit is ook wat elke christen in onze tijd moet doen: wij moeten deze wereld en al haar aardse schatten loslaten. Ons deel is een eeuwig, hemels koninkrijk. God heeft ons geroepen om een koninkrijk van priesters te zijn, een heilige natie, eigendom van God.

Hoewel wij hier en nu burgers zijn van een aards koninkrijk, en ons moeten houden aan de wetten van dat land, zolang die niet indruisen tegen de geboden van God, is onze gehoorzaamheid toch aan een hemelse koning.

Moeten wij ook naar Horeb?

De reis van Elia naar Horeb staat in het licht van de ontmoeting die het volk van Israël met God op deze berg had. Het is bij deze berg dat het volk twee belangrijke dingen ontvangt: eerst de tien geboden, eerst mondeling en daarna op twee stenen gegrift. Vervolgens overdekt de wolkkolom hen, wat een beeld is van de Heilige Geest die over hen wordt uitgestort. De God die Zich aan hen bekendmaakte als “Ik ben de Here, uw God,” komt in hun hart wonen door Zijn Geest, zodat Zijn wetten voor altijd effectief zullen zijn en zij God kunnen kennen als een rechtvaardig God.

Elia heeft ook deze ervaring: na een woestijnreis van veertig dagen hoort hij Gods stem en ervaart hij Zijn almacht.

Als zowel het volk van Israël als Elia typen zijn van ons, die in de eindtijd leven, dan is het logisch dat wij ook, zowel als kerk als individu, de weg naar de berg van de wetgeving moeten maken, om God te leren kennen als Wetgever en Verlosser. In het begin hebben wij als gemeente alle fouten gemaakt die het volk van Israël ook maakte. Ook wij hebben in de woestijn gedwaald voordat wij God als Wetgever en Verlosser leerden kennen. Ook nu nog moet Hij ons door Zijn Geest leiden, zodat wij wet en genade op de juiste manier begrijpen en verkondigen.

Het antwoord is dan ook ja: wij moeten God en Zijn wet leren kennen. Daarbij moeten wij de wet zien als een openbaring van het karakter van onze Schepper. Als wij de wet niet kennen, zullen wij de diepte van onze zonden nooit volledig begrijpen. En als wij onze zonden niet kennen en erkennen, zal er geen gevoel van dankbaarheid voor onze verlossing zijn, en zullen wij jarenlang blijven dwalen in de wildernis van deze aarde.

Daarom moeten wij zowel de wet als de genade samen bestuderen, zodat de ervaringen van het volk Israël en de ervaring van Elia ook de onze kunnen worden. We zullen dan, net als zij, een koninklijk priesterschap zijn, en de profetieën van Elia en Elisa voor onze tijd verkondigen.

Zoals u ziet, wanneer u God ontmoet, geeft Hij u altijd een opdracht.

Piet Westein