07. David - Fundamenten van vrede

 2 SAM. 5:6-16.

Nu was koning David dan eindelijk koning over al de twaalf stammen die Israël telde. Hij had ook een hoofdstad, Hebron. Was dat niet dezelfde plek waar de aartsvaders Abraham, Isaak en Jacob hadden rondgetrokken met hun vee? Je zou zeggen wees tevreden met wat God je heeft gegeven David, wat meer is er te wensen?

 

Toch zien wij David naar Jebus [platgetreden plaats] trekken. Het is een stad die meer centraal ligt in plaats van het uiterste zuiden zoals Hebron. Als David met zijn troepen bij Jebus is aangekomen, lijkt die stad vrijwel onneembaar. De stad is gebouwd op steile heuvels, hij heeft ook nog hoge muren. De inwoners van de stad zijn er van overtuigd dat hun stad onneembaar is. Zij gaan zover, dat zij David laten weten dat zelfs de lammen en de blinden nog in staat zijn om hem en zijn troepen buiten de stad te houden.

Wat was dat eigenlijk voor stad, Jebus? Hij moet al oud geweest zijn, vroeger was de naam van die stad Salem. Toen was het ook al de stad van een grote koning die daar regeerde, zijn naam was Melchizedek. De berg waarop de stad gebouwd was is dezelfde waarop Abraham zijn zoon Isaak als brandoffer moest brengen. Dit was ook de stad waar Jezus Zijn leven zou geven voor onze zonden. Ik verwacht, dat God zelf deze stad aan David, Zijn knecht, heeft aangewezen.

Maar hoe overwin je een onneembare stad? Nu bezit Jeruzalem ondanks dat die stad zo hoog is gelegen een waterbron waaruit altijd water stroomt. Deze waterloop zorgde ervoor dat de inwoners altijd water hadden, ook wanneer de vijanden de stad omsingeld hadden. Dit water liep door een door mensen gemaakte tunnel naar de stad. Dit bleek uiteindelijk de achilleshiel voor de stad. David zei dat de stad alleen te veroveren viel als zij via de watertunnel naar boven zouden klimmen. Dit is precies wat Joab, zijn generaal, met een aantal mannen deed. Zo viel de stad in handen van David.

 

Tijdens de gevechten werd de stad ernstig beschadigd. Terwijl David in de burcht ging wonen, herstelde Joab de stad. David noemde de burcht, de stad van David. Joab maakte voor de bouw van de vernieuwde stad, voor een deel, gebruik van de fundamenten van de oude stad Salem die daar nog lagen uit de tijd van Melchizedek. Hieruit krijgen wij de nieuwe naam voor de stad Uru- Salem. Dat Uru betekent fundament, dat Salem is vrede. Oftewel vertaald naar onze taal Jeruzalem.

 

Hoe vreemd is het niet dat juist deze stad, die gesticht is door een koning van wie de naam Melchizedek is [rechtvaardige koning] altijd door de hele heilsgeschiedenis heen een stad is geweest waar altijd bloed heeft gevloeid. Er is nauwelijks een generatie geweest waarin zijn inwoners vrede hebben gekend. Toen uiteindelijk de Vredevorst [Jezus] kwam, hebben zij Hem dan ook vermoord, hoewel zij Hem eerst buiten de stad brachten. De naam van David die eerst groot werd binnen zijn eigen volk, begon nu ook buiten de landsgrenzen bekendheid te krijgen. Zoveel zelfs dat Ghiram, de koning van Tyrus, hem vaklui met hout van de Libanon stuurde om voor hem een paleis te bouwen.

 

EEN NIEUW JERUZALEM.

Wij kunnen David en zijn mannen nu even laten rusten in hun nieuwe hoofdstad. Terwijl wij kijken naar de implicaties van die stad voor ons en onze heilsverwachting. In het Hebreeuws wordt de naam van de stad zo geschreven dat het de meervoudsvorm heeft. Dus eigenlijk de Jeruzalemmen. Volgens de bijbel zijn er dus twee steden met die naam. Eén hier op aarde, in het land van Israël en één in de hemel een Nieuw Jeruzalem. Het Jeruzalem op deze aarde is door mensenhanden gemaakt en een aantal keren door mensenhanden verwoest en weer opgebouwd.

Ook waren het niet altijd Israëlieten, die het herbouwden en er woonden. Wij als kinderen van God hebben dan ook hier op aarde geen blijvende stad. Wij zijn pelgrims die hier op doortocht zijn. Wij verwachten, naar Zijn belofte, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, met daarop een Nieuw Jeruzalem, dat met Jezus en Zijn bruid uit de hemel zal neerdalen. Op. 21:1-4.

                   Piet Westein.

P.S.

Broeders en zusters, ons wordt geadviseerd om onze tentpinnen [tentharingen] niet te diep in deze aarde te slaan. Ook al hebben wij hier op aarde nog zo’n mooi huis [met of zonder hypotheek], wij kunnen dat niet meenemen. Laten wij ons daarom reisvaardig maken. In onze rugzak slechts de bijbel, onze voeten geschoeid met de bereidwilligheid van het evangelie. Tenslotte in onze hand, de wandelstaf geheven, om hemelwaarts te streven, naar het Nieuw Jeruzalem. Wij zijn er bijna!