06. Twee wonderprofeten – De ontmoeting op Horeb (1 Koningen 19:1-2)
Na veertig dagen en nachten van wandelen komt Elia aan bij de berg Horeb. Veertig dagen en nachten dwars door de woestijn, niet in zijn eigen kracht, maar door de kracht van de Almachtige. Eerst was Elia door een engel gevoed met hemels brood, en dat niet één keer, maar twee keer.
Wanneer hij bij de berg aankomt, vindt hij een spelonk, waarin hij de nacht doorbrengt. Bij het ochtendgloren komt God tot hem met de vraag: "Elia, wat doe je hier?" Elia’s antwoord klinkt nogal dramatisch: "Ik heb zeer geijverd voor de Here van de heerscharen, want de Israëlieten hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren omver gehaald en Uw profeten met het zwaard gedood. Ik ben alleen overgebleven, en zij trachten mijn leven te nemen." Het verbond waar Elia hier over spreekt, is het verbond dat God tussen Zichzelf en de mens sloot, namelijk de wet van de tien geboden. Daarom werd de ark waar de wet in werd bewaard, de "verbondskist" genoemd.
God ontmoet de mens
God geeft Elia de opdracht om uit de rotsholte te komen. Zodra Elia naar buiten komt, toont God vier natuurverschijnselen. Eerst is er een onnatuurlijk zware storm die de rotsen verbrijzelt, gevolgd door een aardbeving, vuur en tenslotte het zachte suizen van de wind. Zodra Elia het zachte suizen hoort, doet hij zijn mantel over zijn hoofd, want hij weet dat God nu komt. Hoe wist Elia precies dat God zich in het zachte suizen zou openbaren? Als we terugkijken naar de tijd na de schepping, zien we dat God ook naar Adam kwam in de avondkoelte. Ook toen Israël de wet ontving, was er eerst een zware wind, aardbeving, rook en vuur. Hoewel God de natuurverschijnselen kan gebruiken, openbaart Hij Zich het duidelijkst in de rust van de sabbat. Nogmaals vraagt God aan Elia: "Wat doe je hier, Elia?" En weer krijgt Hij hetzelfde antwoord.
De opdracht
Wanneer God Zich aan de mens openbaart, geeft Hij altijd een opdracht. In Elia's geval bestaat de opdracht uit drie delen: hij moet twee mannen tot koning zalven, Hazaël en Jehu, en een profeet als zijn opvolger, Eliza. Het is begrijpelijk dat Jehu tot koning moet worden gezalfd, maar Hazaël, de koning van Syrië, is opmerkelijk. Een profeet uit Israël zou toch geen koning over de vijand zalven? We weten echter dat het Assyrische rijk in de toekomst de tien stammen zal vernietigen en hen in ballingschap zal voeren. Nadat Elia deze twee koningen heeft gezalfd, moet hij Eliza, de zoon van Safat, als opvolger aanwijzen. Dit markeert het einde van Elia's werk als profeet, maar Eliza zal nog een tijdlang onderricht ontvangen.
Na deze opdrachten vertelt God Elia dat de twee koningen bestemd zijn voor een specifiek werk. Jehu zal de zonden van het huis van Achab bestraffen, terwijl Hazaël een grotere slachting zal aanrichten onder de tien stammen. God belooft ook dat, na het uitvoeren van deze oordelen, er zeven duizend Israëlieten over zullen blijven die niet de Baäl hebben gediend of zijn beeld hebben gekust.
Let op dat getal van zeven duizend. We komen ditzelfde getal tegen in de volgende geschiedenis, wanneer Samaria belegerd wordt door de koning van Aram (Assyrië). We mogen ons afvragen of het hier alleen om een letterlijk getal gaat, of dat het ook symbool staat voor de volheid van de wereldgeschiedenis. Dit zullen we in het volgende stuk verder onderzoeken.
Piet Westein