05. Twee gezalfde koningen - En toen waren er twee
De cowboy Saul, en de herder David.
God had, door zijn ongehoorzaamheid, Saul als koning verworpen. Hij kon niet langer koning over Israël zijn. Er zou een ander in zijn plaats moeten worden gezalfd. Maar hoe geef je een koning ontslag, en wat doe je dan daarna met hem? Toen God aan Samuël vertelde dat Saul het koningschap onwaardig was, betekende dat toen ook dat hij niet behouden kon worden? Ik ben van mening dat Saul, als hij zijn zonden had beleden en God vergeving had gevraagd, hij die vergeving ook zou hebben gekregen en behouden was geworden. Hij had zich dan wel moeten onderwerpen aan de nieuwe heerser die God zou roepen.
De eerste kan nooit een beeld van de Messias zijn.
Zoals wij niet behouden kunnen worden door de eerste Adam, maar door de tweede, Jezus, zo zien wij door de hele Bijbelse geschiedenis heen dat niet de oudste zoon de roeping krijgt, maar de tweede. Kijk maar naar voorbeelden zoals Kain, Ismaël, Jozef en Aäron. Ook nu blijkt de eerste koning van Israël, hoewel geroepen door God zelf, niet het begin van de koninklijke dynastie te zijn. Er zou een ander moeten komen. In Hem zouden uiteindelijk de profetieën vervuld worden. Uit Hem zou de grote Koning der koningen geboren worden, die een Herder zou zijn over alle volken.
Voor de laatste keer komt het woord van God naar Samuël: “Hoe lang zul je nog leed dragen over Saul? Ik heb hem toch verworpen? Neem je hoorn en vul hem met olie. Ik zend je naar de Bethlehemiet Isaï, want één van zijn zonen heb ik uitgekozen als de nieuwe koning.”
Dit was een zeer gevaarlijke opdracht, bijna gelijk aan hoogverraad. Dit is ook precies wat Samuël tegen God zegt: “Maar als Saul dit hoort, zal hij mij doden.” God vertelt aan Samuël dat hij een koe mee moet nemen als dekmantel. Hij zal die koe als vredeoffer meenemen om met het gezin van Isaï een feestmaal te houden. De mensen zullen daardoor geen argwaan hebben.
Zo’n puber wil je toch niet als koning?
Als Samuël Bethlehem nadert, komen de inwoners van de stad hem al sidderend tegemoet. Als zij horen dat hij geen onheilsboodschap heeft, maar een vredeoffer met hen wil eten, reinigt het hele gezin van Isaï zich en gaat men aan tafel. Voor de maaltijd begint, laat de profeet alle zonen van Isaï aan hem voorbijgaan. Als Eliab, de oudste, voor hem staat, denkt hij: “Dit zal hem zijn, hij is bijna even lang als Saul, en hij ziet er ook aantrekkelijk uit.” Maar de Geest spreekt tot hem: “Let er niet op dat hij zo lang is en er zo sterk uitziet, want deze wordt het niet.” Zo komen, één voor één, alle zonen van Isaï bij de profeet langs. Maar geen van hen wordt door de Geest aangewezen. Ten einde raad vraagt Samuël of er toevallig ergens nog een andere zoon is. “Ja,” zegt Isaï, “maar dat is een jonge jongen, die is in het veld bij de schapen.” De profeet zegt: “Die moet je dan eerst laten halen, want wij zullen niet eten voordat hij bij ons gekomen is.”
Als David, dat is zijn naam, binnenkomt, vallen twee dingen op. Hij heeft rood haar, dat zat in de familie (denk maar aan Ezau), en hij had mooie ogen (blauw?). In het Midden-Oosten overheersen donker haar en bruine ogen, dus hij zal zeker een opvallende verschijning zijn geweest met dat rode haar. Pas toen sprak de Geest tot Samuël: “Sta op, pak je oliehoorn en zalf deze, want hij is het.” Op dat moment, toen de zalfolie op Davids hoofd werd uitgegoten, greep de Geest van God David aan. Zijn vader en al zijn broers waren toeschouwer bij deze gebeurtenis. Zij konden later nooit twijfelen, zij moesten hun jongste broer dienen.
Type en antitype.
Dat koning David een verre voorvader is van Jezus weten wij vrijwel allemaal. Maar dat diezelfde David ook een type is van die verre Nazaat van hem, staan we niet altijd bij stil. Waar David, als jonge jongen, de uitstorting van de Geest krijgt wanneer hij tot koning gezalfd wordt, daar wordt Jezus door diezelfde Geest verwekt. Het is door diezelfde Geest dat Hij, als twaalfjarige Barmitsva (Zoon van de wet), de discussie aangaat met de Schriftgeleerden in de tempel. Waar David een schaapsherder is die zijn leven inzet voor zijn schapen (hij doodt een leeuw en een beer om zijn schapen te redden), daar geeft Jezus als Goede Herder Zijn leven voor alle zondaars. Waar David strijd levert met een leeuw van vlees en bloed en hem verslaat, daar strijdt Jezus met Satan, die rondgaat als een brullende leeuw (1 Petrus 5:8). Ook Jezus overwint deze brullende leeuw als Hij Zijn leven geeft aan het kruis. Maar ondanks dat Jezus de kop van dat beest een dodelijke wond toebrengt, staat hij weer op. Daarmee probeert hij de dood en opstanding van Jezus na te doen, om zo de hele wereld te verleiden hem te volgen.
Kleine koning, grote koning.
Waar David lang en hard moet strijden tegen Saul om een aards koningschap veilig te stellen, daar is Jezus al duizenden jaren gewikkeld in een grote geestelijke strijd zodat Zijn koningschap over het universum weer zal worden erkend. Deze aardse koning David overwint vele volken en stoot vele koningen van de troon. Iedereen in zijn rijk moet David hulde bewijzen. Maar het is dezezelfde David die buigt voor de Koning der koningen. Hij, David, componeert een boek vol met profetische psalmen die lof geven aan de Verlosser die in een verre toekomst komen zou.
De brullende leeuw.
De eerste keer dat Satan als brullende leeuw zijn stem liet horen, was in de hemel toen hij zijn stem verhief tegen zijn God en Maker. Later op aarde doet hij dat tegen koning Adam, met meer succes. En broeders en zusters, hij brult nog steeds, sterker nog, het geluid van zijn gebrul neemt toe naarmate wij het einde van deze wereldgeschiedenis naderen. Ik zou, als ik u was, de wapenrusting van God maar aandoen.
Piet Westein
P.S.
De spanning neemt toe. David krijgt te maken met twee grote vijanden, ik ben benieuwd hoe hij dat gaat klaarmaken. Wat kun je nu van zo’n jonge vent verwachten? Maar misschien krijgt hij hulp van Iemand?