05. Oordeel en Genade - Zoek eerst een citerspeler (2 Koningen 3:1-27)

05. Oordeel en Genade - Zoek eerst een citerspeler

2 Koningen 3:1-27

 

Joram, geen heilige – maar toch...
Joram, de zoon van Achab, was weliswaar geen heilige, maar hij maakte het ook niet zo bont als zijn vader. Hij verwijderde zelfs het aan de Baäl gewijde stenen fallussymbool dat zijn vader had laten oprichten. Laten we hopen dat hij dit deed onder de invloed van Elia en Eliza, en van hun woorden tot het volk. Toch bleef heel Israël de gouden kalveren aanbidden.

Maar men vond dat het wel weer eens tijd werd voor een flinke oorlog.

Mesa, de koning van Moab, was jarenlang onderhorig geweest aan Israël. Maar toen hij hoorde dat Achab gestorven was, zag hij een mooie gelegenheid om dat juk af te werpen. Dat koning Joram daar minder enthousiast over was, valt te begrijpen: hij verloor in één klap een groot deel van zijn belastinginkomsten. Alleen al honderdduizend lammeren per jaar! Hij besloot dan ook om de wapens op te nemen tegen de Moabieten.

Omdat Moab een behoorlijk groot gebied was, wilde Joram liever niet alleen ten strijde trekken. Hij zond boden naar Josafat, de koning van Juda, met de vraag of hij met zijn leger wilde komen helpen. Josafat zag daar geen probleem in; hij was zelfs enthousiast. Ook de koning van Edom werd uitgenodigd voor deze oorlog. Drie koningen tegen één, dat leek een eenvoudige overwinning te worden.

 

Geen water in de woestijn
De werkelijkheid was anders. Het grote leger trok met paarden en lastdieren door een dor gebied, en na zeven dagen was er geen druppel water meer te bekennen. Nu sloeg de paniek toe bij koning Joram. Hij vroeg zich af of God hen in de woestijn had geleid om hen uit te leveren aan de Moabieten. Toen de drie koningen dit probleem bespraken, vroeg Josafat of er in de buurt ook een profeet van de HEERE was.

 

Muziek en het werk van de Heilige Geest
Eliza werd gevonden. Maar toen Joram, de koning van Israël, hem vroeg om God te raadplegen, kreeg hij als antwoord: “Ga maar naar de profeten van je vader en moeder!” Pas toen Josafat diezelfde vraag stelde, gaf Eliza gehoor. Maar voordat hij de HEERE benaderde, vroeg hij eerst om een citerspeler.

Kon God Zijn Geest niet laten neerdalen op de profeet zonder muziek? Of is het juist tijdens het loven van God door muziek en zang dat de Geest een opening vindt naar de gelovige? Het zal niet zonder reden zijn dat Eliza een citerspeler vroeg. We herinneren ons hoe David muziek gebruikte om de boze geest te verdrijven die koning Saul kwelde en hoe effectief dat was.

Het is tijdens het spel van deze muziek dat de Geest op Eliza valt. Hij brengt een profetie die meteen de oplossing geeft voor het probleem: het volk moet overal in het dal geulen en kuilen graven. Het zou niet regenen, maar die geulen zouden zich vullen met water. Mens en dier zouden drinken kunnen, en bovendien zou Israël de vijand verslaan.

 

Water als een wonder, bloed als een misverstand
Toen de zon de volgende morgen opkwam, was het wonder al geschied: het dal stond vol water. Maar door de opkomende vuurrode zon leek het net alsof er bloed lag in plaats van water. De Moabieten dachten dat de drie legers, Israël, Juda en Edom, onderling slaags waren geraakt. Ze zagen het als hun kans en stormden het dal in om zich op de buit te storten.

Maar ze kwamen bedrogen uit.

Zij werden verpletterend verslagen. Israël en Juda veroverden veel van hun steden.

 

Een afschuwelijke daad
Een deel van het leger van Moab vluchtte de stad in. Maar toen de koning van Moab inzag dat hij de strijd zou verliezen, greep hij naar een verschrikkelijk middel. Hij nam zijn oudste zoon, de kroonprins, en offerde hem op een altaar op de muur, zichtbaar voor het hele leger van Israël.

Dat veroorzaakte zo’n consternatie in het leger van Juda en Israël dat zij de strijd staakten en terugkeerden naar hun eigen gebied.

 

Een effectieve gruweldaad
Het verhaal tot hier is nog te begrijpen, het ingrijpen van God, het wonder van het water, de overwinning. Maar dat plotselinge terugtrekken na het mensenoffer roept vragen op. Voor mij is de enige logische verklaring dat het leger bevangen werd door angst voor de gevolgen van dat offer. Zou de god van de Moabieten zich nu tegen hen keren?

We moeten niet vergeten dat de Israëlieten óók geloofden in de macht van afgoden. Je wist immers maar nooit wat een afgod kon doen na zo’n groot offer. De HEERE, de God van Israël, vroeg toch ook offers?

 

Het ene offer is het andere niet
Het brengen van offers werd vaak gezien als een aanbetaling aan hogere machten,  om zegeningen te verkrijgen: vruchtbaarheid van het land, groei van de kudden. Het mensenoffer werd als het grootst denkbare offer beschouwd  en dus als het meest ‘effectief’. Maar God had nooit gevraagd om mensenoffers.

Integendeel. God zou Zelf Zijn eigen Zoon geven als offer voor de hele mensheid. Als voorafschaduwing daarvan mocht een mens een lam offeren, als type van het grote offer dat God Zelf zou geven.

In deze tijd vraagt God van ons het lofoffer. Wij mogen God loven en danken voor al Zijn zegeningen. Lofprijs moet een spontane reactie zijn van het hart, geen betaling om zegeningen te krijgen. De grootste gift die God ons gaf is vergeving van zonden, door het offer van Zijn Zoon. Als dat ons niet tot dank en aanbidding brengt, dan zal niets dat doen.

 

Piet Westein

 

P.S.
In deze geschiedenis zien we hoe Eliza, de profeet van God, met het leger meetrok. Ik zie dat als een verwijzing naar de profeten die ook nu met ons meetrekken in de strijd tegen satan en zijn trawanten. Wij kunnen ook vandaag niet zonder Zijn profeten ten strijde trekken én overwinnen. Gordt u dan ten strijde, luister naar Zijn profeten, en wij zullen overwinnen.