05. KD - Elia en Achab (1 Koningen 17:1-6)

05. Koninklijke Dwalingen - Elia en Achab (1 Koningen 17:1-6)

 

Het is vanaf nu moeilijk om de koningen van Israël gescheiden te behandelen van de twee grote profeten, Elia en Elisa, die door God gezonden zijn naar deze koningen en hun onderdanen. Zij zijn zo met elkaar verweven, dat we hen in hun onderlinge relatie aandacht moeten geven om hen beiden recht te doen.

Sinds wanneer geven de raven iets weg

Elia verschijnt in deze geschiedenis van Achab als het ware uit het niets. Tot nu toe hebben wij zijn naam niet gelezen. Wij leren hem pas kennen als hij een profetie uitspreekt. Hij komt uit de stad Tisbe, die in Gilead ligt. Deze profetie is gericht aan koning Achab en luidt: er zal deze jaren geen dauw of regen meer zijn, tenzij op mijn woord.

Ik neem aan dat deze profetie niet alleen aan de koning gericht was, maar dat de hele natie deze onheilstijding ter ore is gekomen. Pas in het Nieuwe Testament leren wij dat deze uitzonderlijke droogte drieënhalf jaar duurde.

Nu weten wij dat de zomers in Israël droog en heet zijn, dus men zal in het begin nog niet in paniek geraakt zijn. Maar als de winterregens uitblijven, kan er niet geploegd en gezaaid worden. Dan is er het jaar daarna meteen een tekort aan voedsel. Het is op dat moment dat koning Achab een zondebok zoekt. Die vindt hij natuurlijk in degene die deze droogte heeft voorzegd.

God, in Zijn voorzienigheid, heeft Elia opgedragen zich te verbergen bij de beek Kerit (Krith). Water om van te drinken was aanvankelijk geen probleem, zolang er nog water in de beek was. Voedsel werd hem op wonderlijke wijze gegeven. Tweemaal daags kwamen de raven om hem te voorzien van brood en vlees. God had hem natuurlijk net zo goed hemels manna kunnen geven. De Schepper van het universum is zeker niet afhankelijk van een paar raven die, tegen hun natuur in, voedsel weggeven.

Terwijl de hele natie honger en dorst lijdt, wordt de profeet gevoed met voedsel dat op wonderlijke wijze tot hem komt. Maar koning Achab probeert in zijn hele koninkrijk Elia te vinden. Hij laat geen dorp of boerderij ongemoeid. Hij móét en zál hem vinden. Tenslotte laat hij zelfs in de landen rondom Israël naar hem zoeken, met de grootst mogelijke dreigementen. Maar niets baat, de profeet Elia is weg en blijft weg.

Twaalfhonderdzestig dagen geen druppel regen

Laten wij eerst naar de tijd van Jezus kijken, om te zien of wij een parallel kunnen vinden met de profetie van Elia. Daarvoor moeten we naar de profeet Maleachi. U zult zeggen: die leefde toch vierhonderd jaar eerder dan Jezus? Ja, maar in Maleachi 4:5 staat dat de profeet Elia zou verschijnen om een boodschap te brengen die het volk zou voorbereiden op de grote en geduchte dag van de Heer. En nee, dat is geen verwijzing naar de wederkomst. Dit is een verwijzing naar de eerste komst van de Messias, om uw en mijn zonden aan het kruis te dragen.

U begrijpt natuurlijk wel dat Elia niet zélf kwam met die boodschap. Het was Johannes de Doper die vanuit de moederschoot geroepen werd om de Elia van zijn tijd te zijn. Ook in de tijd van Johannes waren er een koning en een koningin die hem wilden doden, net als bij Elia. Net zoals er in de tijd van Elia drieënhalf jaar geen regen viel, duurde het profeteren van zowel Johannes als van Jezus drieënhalf jaar.

Ook in de tijd van deze twee grootheden waren er geen massale bekeringen. Die kwamen pas op de eerste Pinksterdag, toen drieduizend mensen zich bekeerden.

Wat moeten wij met deze profeet in onze tijd? De profetie van Maleachi voorzegt dat Elia zou komen vóór de grote en doorluchte dag van de Heer. Dit is een profetie met een dubbele vervulling: vóór zowel de eerste als de tweede komst van Jezus zou er een voorbereider zijn die het volk oproept om hun Verlosser te ontmoeten. Bij de eerste komst was dat Johannes, die het letterlijke volk Israël opriep tot bekering. Maar wie doet dat nu, nu wij op het punt staan Hem te zien komen op de wolken?

Waar de Elia-boodschap door Johannes twaalfhonderdzestig dagen duurde, en bestemd was voor het letterlijke volk Israël, daar moet in de eindtijd een wereldwijde boodschap worden gebracht aan het wereldwijde volk van God. Wij weten dat er in de donkere middeleeuwen een tijd was waarin de boodschap van de Bijbel vrijwel geheel verdwenen was. Dat duurde geen twaalfhonderdzestig dagen, maar twaalfhonderdzestig jaar, volgens het profetische principe: één dag staat voor één jaar.

De laatste oproep voor de wederkomst

De oproep tot reformatie door Luther en zijn medearbeiders luidde het einde in van de geestelijke duisternis die over de aarde heerste. Door de leer van gerechtigheid door het geloof in het offer van Jezus aan het kruis alleen, werd Rome zijn macht ontnomen en werd de paus een dodelijke wond toegebracht. Het is een groot wonder dat de contrareformatie desondanks nog zo’n grote overwinning heeft kunnen behalen.

Het mag vierhonderd jaar hebben geduurd, maar vrijwel alle protestantse kerken zoeken nu naar een eenheid die hen uiteindelijk opnieuw onder de macht brengt van degene die zij vroeger de antichrist noemden.

Daarom is de luide roep van de Elia voor onze tijd zo belangrijk: “Ga uit van haar, Mijn volk.” In Openbaring wordt de kerk van Rome vergeleken met een hoer. De dochters die zij gebaard heeft (het afvallig protestantisme) zijn haar kinderen. Aangezien de oproep van Elia noch die van Johannes populair was in hun tijd, kunnen wij in onze tijd niet veel anders verwachten. Toch ontslaat dit ons niet van de noodzaak om deze boodschap luid en duidelijk te brengen.

Piet Westein

 

P.S.
Daar er op aarde geen plaats was voor Elia en zijn boodschap, en Johannes de Doper niet werd geduld, moeten wij ons voorbereiden. En als wij een wagen met vier paarden langs zien komen, spring dan maar aan boord. Je mag je oude mantel gerust hier laten, je krijgt daar een wit kleed.