04. TWP - De Karmel (1 Koningen 18)

04. Twee wonderprofeten - De Karmel (1 Koningen 18)

Dit deel van de geschiedenis van Elia is wel het meest bekend. Het is nu drieënhalf jaar dat er geen regen is gevallen, naar de voorzegging van Gods profeet. Israël heeft de vruchtbaarheidsgoden (Baäl en Asjera) keer op keer gesmeekt om regen, tweeënveertig maanden lang, maar het blijft onverminderd droog. Maar nu heeft de Schepper God besloten om Zijn almacht te tonen. Hij zal het laten regenen op het gebed van Zijn profeet.

De oproep

De oproep die Elia aan Achab doet, is om niet alleen de priesters van de Baäl (450) en de Asjera (400) naar de berg Karmel te laten komen, maar ook alle leiders van het volk van Israël. Twaalfhonderdzestig dagen lang heeft Achab naar Elia laten zoeken onder alle volken, maar hij kon hem niet vinden. Nu heeft diezelfde profeet, in opdracht van zijn Meester, Achab opgezocht. Het vreemde is dat de koning die hem al die tijd heeft willen doden, hem nu zonder tegenspraak gehoorzaamt. Hij geeft bevel dat alle leiders van het volk zich op de berg Karmel (tuin van God) verzamelen.

De keuze

Als het hele volk bij elkaar is, komt ook Elia. Hij legt hen de volgende keuze voor en zegt tot hen: “Hoelang zullen jullie nog aan beide heupen mank gaan? Als de Here God is, volg Hem na; maar als het Baäl is, volg dan hem.” Je zou toch mogen verwachten dat het volk wist wat zij wilden, zeker die achthonderdvijftig afgodspriesters die daar ook stonden, maar het hele volk antwoordde hem niets.

Eigenlijk is in dit geval geen keuze ook een keuze, en wel voor de status quo. Iedereen die voor de Schepper God zou kiezen, krijgt te maken met de vervolging van de politieke (Achab) en de geestelijke macht (Izebel). Maar om onvoorwaardelijk te kiezen voor de Baäl gaat hen ook te ver. Zij hebben immers al drieënhalf jaar kunnen zien dat die twee vruchtbaarheidsgoden helemaal niets betekenen. Zij hebben geen druppel regen kunnen laten vallen, ondanks al hun offers.

Waarom zegt Elia dat zij aan beide heupen mank gaan? Dit is een verwijzing naar hun vader Jakob. Ook hij vertrouwde niet onvoorwaardelijk op de God van zijn vader Abraham en Isaäk. Als gevolg daarvan raakt de Engel van de Heer zijn heup aan, waarna hij mank is, zij het aan één zijde. Het volk van Israël kiest niet voor Baäl en niet voor de Schepper God, vandaar: beide heupen.

Het offer

Op de berg Karmel stond al sinds onheuglijke tijden een altaar dat gewijd was aan de God van de hemel, al gebouwd door Abraham, toen hij nog rondzwierf door het land en overal waar hij enige tijd verbleef een altaar oprichtte en de grootheid van die God verkondigde. Dit altaar was een paar jaar daarvoor omvergehaald door de aanbidders van Baäl. Daarnaast had men een altaar opgericht voor de zonnegod Baäl.

Het is naar deze plaats waar de ware God van Israël en de zonaanbidders elkaar zullen ontmoeten. God zal zich openbaren aan het volk op zo’n manier dat het volk wel zal móeten kiezen.

Elia herbouwt eerst het altaar van God met twaalf stenen voor de twaalf stammen van Israël. Op zich is dat al levensgevaarlijk,  hij zegt daarmee dat het tienstammenrijk maar een deel is van Gods volk, en dat zij terug moeten naar die eenheid die God had bedoeld.

Op beide altaren wordt een stier geslacht. Elia nodigt de Baälpriesters uit om hun god eerst te vragen om vuur op hun altaar. Zij bidden, roepen en dansen de hele dag, maar er gebeurt niets. Tenslotte beginnen zij zich te verwonden en raken zij in een soort trance, een geestvervoering, de geest van satan neemt bezit van hen, hun eigen wil wordt uitgeschakeld.

Dan, op de tijd dat het avondoffer in de tempel wordt gebracht, vraagt Elia om aandacht. Om te laten zien dat het werkelijk vuur uit de hemel is, laat hij eerst twaalf kruiken water over het offer en het hout gieten, zodat alles doordrenkt is. Het is pas op dat ogenblik – als het onmogelijk lijkt dat er iets kan branden, dat Elia om vuur van God bidt. En God laat Zijn dienstknecht niet in de kou staan.

Er komt vuur en wat voor vuur! Het offer, het hout, de stenen en het water verdwijnen in een enkele vlam.

De reactie

Op het moment dat het vuur van God uit de hemel neerschiet en alles verteert, valt het volk plat op hun gezicht en roept: “De Here, die is God!” Hoewel de koning van Israël en zijn hofhouding daar zijn als toeschouwers, is het de profeet die de touwtjes in handen neemt. Hij beveelt het volk de priesters van Baäl en Asjera gevangen te nemen, sleept ze de berg af naar de beek Kison en doodt ze allemaal. Hij doet dit terwijl de koning toekijkt.

Dan beveelt Elia Achab om een groot feestmaal te houden, want, zegt hij: “Ik hoor het geluid van een zware stortregen.” Hij zegt dit terwijl het meer dan drie jaar niet heeft geregend en de hemel strakblauw is.

De regen komt niet zomaar. De profeet bidt keer op keer om de belofte van de regen waar te maken. Zo wordt het geloof van zowel het volk als de profeet getest. Uiteindelijk komt de regen, en de koning klimt op zijn wagen en de paarden rennen naar zijn huis in Jizreël. De profeet echter snelt door de kracht van God voor de rennende paarden uit. Voordat Achab zijn huis bereikt, slaat de profeet af in de richting van de woestijn.

De geestelijke les

Het is niet voor niets dat God juist deze Elia aanwijst als de profeet die, in de boodschap van Johannes, de voorloper zou zijn voor de komst van de Messias. Wij zien de vervulling daarvan in het leven en het werk van Johannes de Doper, als hij het volk oproept tot bekering. Zijn boodschap, net als die van Elia, was: keer terug naar het geloof van Abraham, Isaäk en Jakob.

Hoewel Jezus hem Zelf aanwees als de vervulling van die profetie, stond er nog een verdere vervulling te wachten. Het is die vervulling die voor ons, die in de eindtijd leven, belangrijk is, omdat hij voor onze ogen in vervulling gaat.

Zoals er in de tijd van Elia een letterlijke droogte was die twaalfhonderdzestig dagen duurde, zo was er in de middeleeuwen een bijna totale afwezigheid van het Woord van God, die duurde twaalfhonderdzestig jaar, een jaar voor iedere dag. Zoals Elia plotseling voor Achab verschijnt, zo verschijnt Maarten Luther voor de keizer. Waar Elia door de geestelijke macht van zijn tijd (Izebel) ter dood veroordeeld wordt, daar moeten ook de hervormers vluchten voor hun leven.

De letterlijke regen in de tijd van Elia moeten wij vertalen in de verkondiging van het zuivere evangelie vanaf de Reformatie. Zoals God vuur gaf op het altaar op het gebed van de profeet, zo stortte God Zijn Geest uit op alle vlees tijdens de Reformatie, en massa’s mensen verlieten Rome voor de nieuwe kerk.

Van Babel naar Babylon

Met de Reformatie leek het wel of alle profetieën waren vervuld en of de wederkomst aanstaande was. Maar terwijl de Reformatie explosief groeide, groeide ook de verdeeldheid binnen haar gelederen. Eerst splitsten zij zich in tientallen en later – in onze tijd – in honderden verschillende richtingen. Zo werd de vlucht vanuit Babel naar het Jeruzalem van God een vlucht naar Babylon (verwarring).

Binnen al die kerken was er een groep die een andere kant op vluchtte. Zij gingen op het bevel van God, en geleid door Zijn Geest, naar een andere berg, de berg Horeb,  daar waar God Zelf de tien geboden aan Zijn volk Israël had gegeven. Maar daar gaat ons volgende stukje over.

Piet Westein