04. Glorie en Verval - Wat ben je toch slim, Salomo (1 Koningen 4)

04. Glorie en Verval - Wat ben je toch slim, Salomo 

1 Koningen 4

 

Wat ben je toch slim, Salomo!

Je mag dan wel de meest wijze man van de wereld zijn, Salomo, maar dat land moet wel worden bestuurd. Daarom delegeerde deze jonge vorst de macht naar de twaalf stamhoofden van Israël. Zij moesten ervoor zorgen dat er eten op de tafel van de koning stond. De eerste van deze stamhoofden die wordt genoemd is Ben Hur (Zoon van Hur). Nee, dit is niet de man waar de film over is gemaakt. Maar het is wel een naam die wij herkennen.

Als wij zien wat er op één dag aan eten wordt aangevoerd, moeten er wel duizenden door Salomo van voedsel zijn voorzien. Alleen al dertig runderen en honderd schapen, buiten al het graan dat wordt genoemd. Iedere stam had één maand in het jaar de verantwoordelijkheid om dat voedsel op tijd af te leveren. Deze extra belasting kon alleen maar worden opgebracht omdat er, in tegenstelling tot de tijd van zijn vader David, nu vrede heerste in het land Israël.

De koning had, net als God, recht op een tiende van het inkomen van zijn onderdanen. Aanvankelijk zal Salomo daar ook niet boven zijn gegaan. Maar naarmate zijn hofhouding groeide en hij een groot paleis liet bouwen (het woud van de Libanon), nam zijn behoefte aan belastingheffing toe. Dan was daar natuurlijk ook nog dat grote leger waarvoor hij hele legersteden liet bouwen. Ook deze mannen moesten gevoed, gekleed en betaald worden. Langzaam maar zeker begon het volk te zuchten onder de grote belastingdruk. Ze zouden de rekening later bij zijn zoon neerleggen.

Nu waren het gelukkig niet alleen zijn landgenoten die belasting moesten betalen. Alle stammen en volken die van de Eufraat tot het land van de Filistijnen woonden, ja zelfs tot de grens van Egypte, werden gedwongen om schatplichtig te zijn. Bij dat alles moeten wij ook melden dat er vrede was met alle volken. Ieder die onder de heerserstaf van Salomo woonde, zat in vrede onder zijn vijgenboom.

Maar wie werden er allemaal als soldaat opgeroepen? Deze heerser had alleen al veertigduizend paardenstallen laten bouwen voor zijn ruiterij. De hoeveelheid voetvolk die hij had, moet nauwelijks te tellen zijn geweest. Was dat nu ook gelijk de oorzaak dat geen van de landen in de omgeving hem durfde aan te vallen? Waar was het vertrouwen van Salomo op de beloften van zijn God, dat Die hem zou beschermen? Ik vermoed dat als Salomo een veel kleiner, of zelfs helemaal geen leger had gehad, God zijn belofte ook zou hebben vervuld.

Maar ja, als je zo rijk bent, wil je dat toch ook aan de hele wereld laten zien. Deze jonge, zeer religieuze koning blijkt toch ook niet ongevoelig voor de zwakheden waar wij allemaal mee behept zijn. Door zijn toenemende rijkdom en macht werden de schijnwerpers van de wereld steeds meer op Salomo gericht. Hij was jong, knap, wijs en machtig. Dit blijkt een levensgevaarlijke cocktail te zijn voor een mens.

Langzamerhand zien wij, naarmate zijn rijkdom toeneemt en zijn roem zich over de landen verspreidt, zijn geloof in eigen kunnen toenemen. Dat hoeft op zich geen kwalijke zaak te zijn, zolang wij bij dat alles beseffen dat wij ook onze wijsheid van God krijgen. Langzaam aan zien wij in deze koning zowel goede alsook kwade karaktereigenschappen naar voren komen. Gelukkig vergeet hij de opdracht om voor God een tempel te bouwen, die zijn oude vader David hem gegeven had, niet.

Terwijl hij zijn spreuken en liederen schrijft, maakt hij ook plannen om voor zijn God een oogverblindend mooie tempel te bouwen. Jammer dat de mensen deze tempel, ter ere van God, de tempel van Salomo zijn gaan noemen. Wij mogen ons zelfs afvragen of Salomo er wel één steen voor heeft neergelegd.

 

 

Hoe heilig is een kerkgebouw?

Wij hebben de neiging om de tempel, waar de God van Israël op de ark tussen de cherubs troonde, te verwarren met een kerkgebouw. Terwijl het kerkgebouw veeleer te vergelijken valt met de synagoge, een plaats waar de gelovigen elkaar ontmoeten voor Bijbelstudie en het uitwisselen van ideeën.

Dat betekent niet dat het kerkgebouw niet een heilige (apart gezette) plaats is, want het Schriftwoord zegt niet voor niets: Waar twee of drie in Mijn naam vergaderd zijn, daar ben Ik in hun midden. De heiligheid ligt daarom niet in een gebouw, maar in het feit of er mensen in Zijn naam aanwezig zijn. Als meerdere gelovigen op een niet-geheiligde plek bijeen zijn om God te ontmoeten, zullen de engelen niet aarzelen om zich onder hen te begeven en zo deze plek te heiligen.

 

 

Tienden betalen of vrijwillige gaven geven?

De economie van het volk van Israël in de tijd van de koningen is moeilijk te vergelijken met onze tijd. Toch kunnen wij hier wel lessen uit trekken. Tien procent van het inkomen werd door het volk apart gezet om de priesters en de Levieten te onderhouden. Toen de koningen eenmaal aan de macht kwamen, begonnen zij ook tienden te heffen voor zichzelf, voor minder heilige zaken zoals een leger en een hofhouding.

Maar omdat er nog geen ministerie van sociale zaken was, viel het onderhouden van weduwen, wezen en vreemdelingen onder de vrijwillige gaven. Hierdoor was de belastingdruk voor het volk ongeveer dertig procent van hun inkomen. Als wij toen en nu met elkaar vergelijken, dan ontloopt het elkaar niet zoveel. Hoe meer de overheid voor zijn onderdanen doet, hoe hoger de belastingdruk zal zijn.

Toch blijven er voor ons vragen over. Is het voor ons voldoende om alleen tienden te betalen, of blijven die armen in onze omgeving toch ook onze verantwoordelijkheid? De opmerking van Jezus aan Zijn discipelen over dit onderwerp is nogal verhelderend. Hij zei: De armen hebt gij altijd bij u. Wij moeten het zo zien dat de armen gegeven zijn als een zegen voor de rijken. Hoe zouden de rijken van deze wereld anders hun dankbaarheid aan hun Schepper kunnen tonen voor de overvloed waarin zij leven?

Daarom is alles wat wij méér hebben dan ons dagelijks voedsel en ons onderdak eigenlijk bestemd voor de hulpbehoevenden.

 

Piet Westein

 

P.S.
Ik wens jullie Salomo’s wijsheid en Job’s geduld toe om deze vraagstelling in uw eigen omgeving op te lossen.
Ik zou het maar een onderdeel van mijn gebed maken.