02. KD - Zimri regeert één week (1 Koningen 16:15-20)

02. Koninklijke Dwalingen - Zimri regeert één week (1 Koningen 16:15-20)

Waar koning Asa, de koning van Juda, nu al zevenentwintig jaar op de troon van het tweestammenrijk zit, ziet hij de ene na de andere heerser in Israël komen en gaan. Deze koning Zimri heerst in dit Bijbelgedeelte wel heel kort. Nadat hij zijn koning Ela heeft vermoord, toen die in een diepe alcoholroes lag, laat hij zich door zijn soldaten uitroepen tot koning.

Het lijkt allemaal te zijn gelukt. Hij woont in de hoofdstad Tirsa. Zijn dienaren, die eerst Ela dienden, buigen nu als een mes voor hem. Hij geniet met volle teugen. Het is hem gelukt. Hij kan nu heersen. Dat altijd maar een koning naar de ogen zien en hem dienen en bevelen opvolgen, was toch niets voor hem. Hij was uit beter hout gesneden.

Maar dan, als alles zo perfect lijkt, komt het bericht dat men in de centrale legerplaats de opperbevelhebber van het leger, Omri, tot koning heeft uitgeroepen. Dit is al erg genoeg, maar nu komt die opstandeling met zijn hele leger naar Tirsa, Zimri’s hoofdstad. Wat zal dat worden?

Tirsa wordt omsingeld. De stad wordt stormenderhand ingenomen, geen lang beleg om de stad uit te hongeren. Zimri voelt zich verraden door zijn soldaten en dienaren, die hem zo gewillig dienden. Terwijl van alle kanten onheilsberichten hem bereiken, hoort hij de vijand al door de straten rennen. Ze zoeken hem. Wat moet hij doen?

In uiterste wanhoop besluit hij zich niet over te geven. Ze zullen de spot met hem drijven voordat ze hem zullen doden en hem de moord op Ela in de schoenen schuiven. Nee, dat gaat niet gebeuren. Terwijl de opstandelingen op de deur van het paleis beuken, loopt Zimri met een brandende fakkel van kamer naar kamer en steekt het paleis in brand.

Een laatste gedachte in de vlammen

Terwijl de vlammen loeien, vraagt Zimri zich af wat er is misgegaan met de plannen die hij zo zorgvuldig had uitgedacht. Hij had alles gedaan wat de koningen vóór hem hadden gedaan, hij had de gouden kalveren gediend, en ook al die andere afgoden. Waarom hadden die hem niet geholpen? Zou het dan toch waar zijn dat die God die in de tempel in Jeruzalem woont, de ware God is? Misschien had Die hem wel kunnen helpen. Maar ja, dat is nu natuurlijk veel te laat.

Wie houdt het langer vol, de heerser of de dienaar?

Zimri had een karakter opgebouwd om te heersen, dat was vanaf zijn jeugd zijn ideaal geweest. Ondergeschikt zijn aan anderen lag hem helemaal niet. Hij had die idealen zeker niet van een Schepper, God, Die Zijn leven wilde geven om Zijn schepselen te redden van de eeuwige dood. Nee, zijn karakter was gevormd door een wezen dat zich zelfs in de hemel niet gelukkig voelde in de nabijheid van de Eeuwige, Algoede God, Die hem de vrijheid van keuze gaf om zelf te beslissen hoe hij zijn karakter wilde ontwikkelen.

Deze raadgever van Zimri, satan, is niet de beste gids als het gaat om een dienend karakter te ontwikkelen. Nu, aan het eind van een wel zeer korte regeringstijd, kan Zimri niets anders doen dan zijn eigen leven nemen. Alles liever dan iemand dienen of zeggen dat hij fout zat. Hierin lijkt hij wel erg op Judas, de discipel die drieënhalf jaar met de Man van smarten mocht wandelen, maar die weigerde de principes van het Koninkrijk der hemelen over te nemen, en zo een dienend karakter te ontwikkelen.

Hoe zit het met ons karakter?

Het is natuurlijk makkelijk om naar Zimri te wijzen, maar deze dingen zijn ter onzer lering geschreven. Wij, ik, moeten hiervan leren. Mijn karakter moet de weeffoutjes die er nog in sluimeren kwijtraken. Ík moet leren luisteren naar die zachte stem van de Heilige Geest, wanneer Die influistert dat alles nog niet helemaal goed zit met de dienstbaarheid in mijn karakter.

Gelukkig hebben wij zo’n tachtig jaar om aan onszelf te werken, onder leiding van de Geest en met als voorbeeld Hem Die zonder zonde was. Ik zou zeggen, raak niet te snel teleurgesteld als het niet direct lukt. God is een geduldige Vader.

Piet Westein

 

P.S.
Zimri heeft voor een week zitten op een troon die hem niet toebehoorde, en daarmee zijn eeuwige leven te grabbel gegooid. Laten wij hem zien als een afschrikwekkend voorbeeld van hoe het niet moet. De Bijbel staat vol met zulke voorbeelden. Maar er is maar één Voorbeeld van hoe het wel moet, laten wij ons dáárop richten.