03. De volwassendoop als Bijbelse keuze

03. Gedoopt in Waarheid
De volwassendoop als Bijbelse keuze na bekering

 

In deel 1 hebben we iets gezien van de rituelen die er waren in de de bijbel. Die rituelen zagen op Jezus. In deel 2 hebben we gezien dat er veel water nodig is voor de doop.  In dit deel gaan we verder. Ik neem je mee naar de tempel. We stappen het voorhof in, wat waarschijnlijk 50 bij 100 meter was, dat is een flinke ruimte. In het voorhof stond het koperen wasvat, daar moesten de priesters zich wassen.

 

Priesters en koningen

Waarom als priesters? Omdat wij die Jezus aangenomen hebben, volgens 1 Petrus 2:5, levende stenen zijn, gebouwd tot een geestelijk huis, een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen. In Openbaring 1:5-6 staat dat Jezus, ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor Zijn God en Vader.

De schapen (offerdieren) in de tuin van de buurman, kunnen we met rustlaten. Die hoeven wij niet meer op het altaar te leggen. Het offer is eenmaal en voor altijd gebracht door Jezus. Wij zijn geroepen tot een koningklijk priesterschap. In Openbaring 1:5:6 staat dat Jezus ons gemaakt heeft tot koningen en priesters. Wat moest een priester doen voordat hij in de tempel ging dienstdoen? Zich reinigen. Dat was niet alleen even je handen wassen in het kader van hygiene, dat was was een reiniging door onderdompeling. Daarvoor gebruikten ze het koperen wasvat.

 

Een koperen zee

Het wasvat in de tempel was heel groot. Het werd ook wel “een koperen zee” genoemd volgens 1 Koningen 7:23-26, of een “zee van gegoten brons” volgens 2 Kronieken 4:2-5. Het wasvat kon waarschijnlijk 44.000-66.000 liter wat bevatten. Het het had een diameter van ongeveer 4,5–5 meter, hoogte was ongeveer 2,2–2,3 meter en de omtrek ongeveer 13,5 meter. De wand was tussen de 7 en 10 cm. Dat is een flink zwembad, als je die in de tuin hebt. We begrijpen, als het alleen handen en voeten wassen zou zijn, dan hadden de priesters “de koperen zee” niet nodig.

 

Volgorde letterlijk en geestelijk

Het koperen wasvat stond tussen het brandofferaltaar en de ingang van het heiligdom. Eerst brachten de priester het offer, dan deden ze de reiniging en daarna konden ze door naar het heiligdom. In de bijbel is het altaar een plaats van openbare ontmoeting met God, een plaats van verzoening. Abraham bouwt een altaar en daar ontmoet hij God (Gen. 12:7-8).

In Romeinen 12:1 staat “Ik roep u ertoe op [...] om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer [...]”

Als wij tijd aan God besteden, aan bidden, bijbelstudie, evangeliseren en wat meer, dan geven we geestelijke offers. Jesaja 50:4 “Elke ochtend wekt Hij mijn oor om aandachtig te luisteren...” en ook Marta wordt in (Lukas 10:41) verteld dat ze zich niet te druk maakt over veel dingen. We moeten net als Maria “…het goede deel kiezen…” (vers 42). Paulus zegt dat de dagen vol kwaad zijn en dat we er op moeten letten dat we tijd aan God besteden. (Ef. 5:15-16)

 

Eerst geloven, dan dopen

Pilippus en de kamerheer

De kamerling had een boekrol van de profeet Jesaja. Een boekrol in die tijd was alleen voor mensen met geld. Hij had er dus veel geld voor over gehad om deze te bemachtigen. Even wil ik je erop wijzen dat deze man geen Jood was, geen Israëliet, maar een gelovige uit de heidenen.

De kamerling las hardop: "Hij werd verdrukt, maar Hij onderwierp Zich en deed Zijn mond niet open; zoals een lam dat naar de slachting geleid wordt..." (Hand. 8:32-33, verwijzend naar Jes. 53:7-8). Mijn eerste gedachte was: hoe wist de kamerling van de doop? Het is duidelijk dat óf Filippus hem een goede bijbelstudie heeft gegeven, óf hij heeft het gehoord in de tijd dat hij in Jeruzalem was geweest.

 

In ieder geval was het deze bekeerling duidelijk dat hij wilde gehoorzamen aan God door gedoopt te worden. Hij vraagt dan ook (Hand.8:36) “… wat verhindert mij gedoopt te worden?” Het antwoord was (vers 37): “… Als u met heel uw hart gelooft, is het geoorloofd.” Niet meer, niet minder. Eerst geloof, dan de doop.

Nu wil ik weten of het veel of weinig water was. Wat staat er in de Bijbel?
(vers 38) “… en zij daalden beiden af in het water …”
(vers 39) “En toen zij uit het water opgekomen waren ...”
Als de kamerling alleen besprenkeld zou worden, dan hoefde deze beste man niet af te dalen het water in. Dat kon Filippus ook wel doen met een handje vol water. Ook hoefden ze dan niet uit het water op te komen. Aan de rand van het water staan, hooguit met hun voeten erin, is dan wel genoeg. Dus we mogen aannemen dat er veel water was.
Deze zin wil ik nog even toevoegen, denkend aan de inleiding (vers 39): “… hij vervolgde zijn weg met blijdschap.”

 

Lydia en de cipier met hun huis

In Handelingen 16 lezen we over Lydia en de cipier. Beide komen ze tot geloof en worden gedoopt. Lydia een purpurverkoopster die God diende. Zij luisterde naar het evangelie van Paulus en liet zich dopen met haar huisgenoten. Wat een evangelist hè die Paulus.

 

De gevangenbewaarder vroeg wat moet ik doen om zalig te worden? We weten nu het antwoord. Paulus zegt in vers 30: “Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden, u en uw huisgenoten.” Nu lijkt het of door één mens zijn hele “huis” zalig wordt, even verder lezen. (32) “En zij spraken het Woord van de Heere tot hem en tot allen die in zijn huis waren.” (33) “…, en hij werd onmiddellijk gedoopt, en al de zijnen.

En natuurlijk weer een geweldige afsluiting (34): “En hij verheugde zich dat hij met al zijn huisgenoten tot geloof in God gekomen was.”

 

Lydia en de cipier zijn ze met hun huis tot geloof gekomen. Wie zijn dan die mensen, met hun huis? Als er in de Bijbel over een “huis” gesproken wordt, kan dat een heel groot huishouden zijn, met meerdere generaties, misschien zelfs met bedienden. Het gaat om het geloof dat het hele gezin raakt, dat invloed heeft op iedereen die er woont Hier lezen we dat zowel het huishouden van Lydia en de cipier zich na bijbelstudie tot geloof gekomen zijn en zich laten dopen. Paulus vroeg geen handtekening en Filippus had geen formulier bij zich. Ze vroegen om geloof, dat was en is genoeg.

 

Voor de lezers die denken: “Dopen betekent toch niet dat je behouden bent?” Klopt, behoud komt altijd voort uit een oprechte bekering.

 

Greetje Jansen